""ZXTw/. 4 Juni 1930. 152. tegenover het plan staan. De Voorzitter zegt,dat de opvatting van Burgemeester en Wethouders en die van den Raad elkander in zoover dekken,dat het wederzijds een luxe uitgaaf wordt gevonden. De heer J.A.Maris zegt,dat hij,zoodra deze kwestie indertijd in be handeling werd genomen,aanstonds begrppen heeft,dat een restauratie minstens een kapitaal van ƒ.10,000 zou vorderen. Daarom was spreker er toen voor te wachten tot zich de financieele toestand in de gemeente wat gunstiger .zou laten aanzien. Het spijt spreker thans,dat de cement- laag voor een gedeelte is afgehakt.Niet alleen voor de gemeente zou spreker restauratie in het algemeen voorstaan,doch ook als buurman stelt hij er wel prijs op. Toen spreker het eindcijfer gezien had heeft hij Oj t Uaa nog verder, gedacht en zich de vraag gesteld of men met restauratie van den voorgevel zou kunnen volstaan. Moet dan het intérieur ook niet in een betere conditie worden gebracht?Dat zal toch een onafwendbaar gevolg zijn. Spreker's opvatting is,cjat een groot gedeelte der ingezetenen tegen deze uitgaaf zal zijn. Hij acht het de meest aangewezen weg, dat ook van ie restauratie binnen een plan en kostenraming wordt gemaakt en pogin gen wordenaangewend om het geheele bedrag,dat voor onze rekening zou komen,uit privé pofctemonnaie te betalen. Om de kosten uit de gemeente kas te betalen is spreker persé, tegen. De heer J.H.Dane vindt het plan ook erg mooi,maar de kosten voor de gemeente te hoog. De heer C.Dane,Gzn, zegt,het balletje voor de restauratie te hebben opgeworpen. Spreker brengt dank aan monumentenzorg voor de wijze,waar op zij zich van haar taak heeft gekweten. De kostenraming valt tegen, doch we moeten niet vergeten,dat herstelling van ramen toch moet plaats hebben. Daarvoor .kunnen we wel.een bedrag van ƒ.1000,aftrekken. Res tauratie van het intérieur behoeft niet samen te gaan met verbetering buiten. Laten.we deze zaak nog eens rustig overdenken,zegt spreker. Het is wel van belang,dat aan de oude gebouwen zorg wordt besteed, vooral wanneer Menno van Coehoornhhier straks zijn taak zal aanpakken. Het sp^jt. den heer J.A.Maris,dat de vorige spreker op zijn standpunt blijft staan en het is buitengewoon jammer,dat de Raad indertijd te ge makkelijk over de kwestie van afhakken van de pleisterlaag is heenge stapt. Nu komen we feitelijk mét mosterd na den maaltijd. De heer A.Oosters steunt het idee van den heer J.A.Maris om te trach ten de restauratiekosten uit privé-middelen te voldoen. We moeten het djzer smeden als het heet is. De heer C.Dane,Gzn,kan zich daarmede ook wel vereenigen.Laten we deze zaak dan voorlocpig aanhouden en eerst met een lijst gaan. 4. Juni 1930» Onthouding goedkeuring aan de Gemeente-begroo ting 1930,in verband met jaarwedde van den Gemeent-e-geneesheer J. M, van Rossum. 153. De heer J.A.Maris, zou hier reeds thans willen zien vastgesteld,dat de restaüratiêkosten in geen geval uit de gemeentekas worden betaald. De ingezetenen weten dan,als straks hun particuliere bijdrage wordt ge vraagd,dat z^j straks niet nogmaals een bijdrage op hun aanslagbiljet vermeld vinden. De heer C.Dane,Gzn,ziet tegen aanhouding geen bezwaar,de Raad houdt toch de zeggenskrachtZonder hoofdelijke stemming wordt besloten dit punt aan te houden en intusschen financieelen steun aan de ingezetenen te vragen. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde een besluit van Gedepu teerde Staten,waarbij goedkeuring aan de Gemeentebégrooting wordt ont houden,in verband met de weigering van den Gemeenteraad om de op die begrooting uitgetrokken jaarwedde van den Gemeente-geneesheer,Dr.J.M. van Rossum,wederom te brengen van ^1000.= op per jaar. De Voorzitter vraagt wat de raad hiermede wensoht te doen. De heer J.A.Maris.meent,dat de Raad.in de vorige vergadering ten deze zyn standpunt voldoende heeft bepaald en het ligt volkomen in de 14jn,dat het genomen besluit blijft gehandhaafd. Er is geen enkele reden van dat standpunt af te wijken en de.eenige weg is thans te doen wat in dergelijke gevallen gebruikelijk is n.l. in beroep te gaan b^j de Koningin. De heer O.Pane,Gzn,zegt,dat de Raad ten volle bevoegd was het besluit tot verlaging te nemen. De toestand was immers gewijzigd ten voordeele van Dr. van Rossum,Gedeputeerde Staten komen nu en zeggen we keuren de begrooting niét goed." Laat dan deze kwestie maar in hooger beroep worden uitgemaakt. Het zal daarvoor noodig zijn,deze zaak in hooger beroep voor den Raad van State te verdedigen. We hebben daarvooj een bij uitstek geschikt jongmensch in de gemeente,n.l. Mr.Jacob Burger De heer van Gend heeft niets tegen den persoon van Dr.van Rossum. Het gaat hier om de zaak. Spreker zou liever niet met een advocaat aanspannen,hij is bang van advocatenwerk. Laat de in een vorige ver gadering benoemde commissie deze zaak verderafdoen. De heer J.H. Dane is het met den vorigen spreker eens. De raadscom missie kan deze aangelegenheid best afdoen.Spreker heeft niets tegen den persoon van Burger,doch wel tegen een advocaat. Het zal ook veel kosten. De heer J.A.Maris heeft er geen bezwaar in,dat de bestaande commissi^ haar werk voort-Zet.Spreker heeft geen bepaalde voorkeur voor een per soonlijkheid, die in deze kwestie advies geeft. Het is geen eenvoudig werk en degeen,die deze zaak-voor den Raad van State verdedigt,behoort goed onderlegd te zijn. Denken de heeren,dat de kosten te hoog zullen zijn,laat ze dan een bedrag limiteeren. De commissie blijft dan voor de j heele zaak verantwoordelijk.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1930 | | pagina 6