F
18 September 1950.
170.
van den VleesohkeuringsdienBt
SPREKER zegt,dat het gewenscht is,dat het Gemeentebestuur by dergelij
ke vacaturen pogingen aanwend om de beste krachten te krijgen,welke te kry
gen zjjn.Hierin is het Gemeentebestuur tekort geschoten.SPREKER heeft aan
de opgemaakte aanbeveling dan ook niet willen medewerken en verder heeft
hy get&cht iemand benoemd te krygen,die volwaardig kan heeten.De op No.1
van de aanbeveling geplaatste persoon kan goed zyn,doch spreker had lievei
een betere keuze gehad.Hy heeft er geen voldoende zekerheid van,dat deze
betrekkingen gezamelyk behoorlijk zullen worden vervuld.
Hy wil niet zeggen,dat het niet kan en daarom vond hy het beter geen
medewerking te verleenen aan het tot standkomen dezer aanbeveling.
De heer J.A.MARIS,vraagt of de aanbeveling niet naar den zin van den
Voorzitter is.Spreker maakt uit de redeneeringen van den Voorzitter op,
dat No.1 niet volwaardig voor deze betrekkingen is.Welke aanleiding hebt
U daarvoor,vraagt Spreker.
De VOORZITTER zegt,dat de Secretaris een persoon moet zyn,die goede
voorlichting aan Burgemeester en Wethouders kan geven,met de wetten op
de hoogte is en ze weet uit te voeren.Er is geen gelegenheid geweest em
een goede keuze te maken,die zou er wel geweest zyn,wanneer er een alge-
meene oproeping was gedaan.
De heer J.A.MARIS zegt,dat hy ook gehoord heeft,dat deze zaak nog by de
Kroon is geweest.Spreker vraagt,of dat juist is en zoo ja,of hy dan mis
schien van den Voorzitter mag weten,wat de Kronn daarop heeft geantwoord.
De VOORZITTER zegt,dat de Kroon dergelijke aangelegenheden zoolang moge-
lyk aan de lagere bestunen overlaat.Dit wil echter nog niet zeggen.dat de
Kroon ook niet liever geziey had,dat een algemeene oproeping was gedaan.
De heer J.A.MARIS zegt,dat de Voorzitter daar toch zeker wel motieven
heeft moeten aanvoeren.Nu üw motieven by de Kroon geen aanleiding hebben
gegeven.de aanbeveling te vernietigen,hetgeen dus voor ons als eenvoudige
menschen wil zeggen,dat zy geen enkel bezwaar tegen de bewuste aanbevelin
heeft,vind ik het beter naar de Kroon te luisteren.dan naar den Voorzit
ter.
De VOORZITTER vindt het standpunt van den heer J.A.MARIS verkeerd.De
kroon had ongetwijfeld ook graag een algemeene oproeping gezien.
Dat de Gemeente-Bode op No.2 der aanbeveling staat,zegt immers al vol
doende.
De heer J.A.MARIS merkt den Voorzitter op,dat het reeds van te voren
te zien was,dat No.1 toch benoemd zou worden en daarom is den meest
practisohen weg bewandeld,om zonder oproeping,een aanbeveling op te maken
SPREKER merkt den Voorzitter op,dat No.1 toch ook gediplomeerd is en
dus voor ons voldoende aannemelijk, dat hy er voor bekwaam is.
De VOORZITTER had toch liever een algemeene oproeping gezien.
18 September 1950*
171.
De heer J.A.MARIS zegt,dat de Voorzitter zich nu tooh wel wat zach_ j
ter uitdrukt.
De heer C.DANE,Gzn, zegt,dat de redeneeringen van den Voorzitter
neerkomen op een verwyt aan de Wethouders.
SPREKER zegt,dat er best een algemeene oproeping geplaats had kun
nen worden.Maar waarom moeten we in de eerste plaats die kosten voor
de Gemeente maken en in de tweede plaats waarom moesten we,vermoede-
lyk,een groot aantal ambtenaren op kosten jagen,terwyl vooruit te zien
was,dat Maris toch zou worden benoemd.
De Bond van Gemeenteambtenaren waarschuwt er immers herhaaldelyk te
gen de ambtenaren op onnoodige kosten te jagen.
De heer A.OOSTERS zegt,dat No.1 reeds jaren op de Secretarie werkzaam
is.De Voorzitter kamt hem nu wel af,maar hy moet maar met bewyzen komen
De VOORZITTER merkt nogmaals op,dat hy liever een algemeene oproe
ping had gezien,we hadden dan den wettelyken weg bewandeld.
De heer J.L.MARIS merkt den Voorzitter op,dat hy wel praat van niet
volwaardig en van een Secretaris,die van voorlichting kan dienen,enz.
maar we moeten een Voorzitter hebben,die volwaardig is,ja,die zelf
geen voorlichting van den Secretaris noodig heeft.
De VOORZITTER zegt,dat Wethouder Maris abuis heeft,doch spreker
acht dit punt thans voldoende besproken en stelt voor tot stemming
j over te gaan.
Na gehouden stemming blykt,dat op den heer L.J.C.MARIS,ambtenaar
J ter Secretarie,alhier ZEVEN stemmen zyn uitgebracht,zoodat hy als
j zoodanig is benoemd.
De VOORZITTER vraagt of de heeren aan de benoeming nog een verplich- i
te keuring willen verbinden.
De Heer J.A.MARIS zegt,dat den Voorzitter thans een punt aanroerd,
waar hy gedurende al den tyd,dat hy raadslid is,nog nooit van heeft
gehoord.Spreker vraagt,wat de strekking hiervan is.
De VOORZITTER zegt,dat den heer J.A.Maris dat best begrypt.Spreker
j laat dan deze vraag ook onbeantwoord.
De heer J.A.MARIS snapt absoluüt niet,waarom de Voorzitter keuring
verlangt.Spreker zou hieromtrent gaarne eenige toelichting wenschen.
De VOORZITTER zegt,dat de bedoeling van zelf sprekend is en blyft
hierop den heer J.A.Maris dan ook het antwoord schuldig.
Een voorstel van den Voorzitter om deze verplichting aan de benoeming
te verbinden,wordt met algemeene stemmen verworpen.
Hierna neemt de Voorzitter den nieuw benoemden Secretaris-Ontvanger de-
wettelijk voorgeschreven eeden af,waarna hy hem eenige woorden toe
spreekt.