23 FEBRUARI 1928
BESPREKING INGESTELDE
RAADSCOMMISSIE
42.
Als we dan zien,Mijnheer de Voorzitterdat de belasting zoo geweldig
is gestegen,is dan een dergelijke commissie niet op haar plaats We
zijn verplicht alles te doen wat onze hand vindt om te doen,om onze
plaats vooruit te brengen.Ik stel daarom voor,dat de wettig gekozen
commissie haar werkzaamheden direct voortzet.
De VOORZITTER zegt,dat het uiterst moeilik is,mondeling in te gaan
op een stuk,dat schriftelijk is voorbereid,doch wel wil spreker hier
verklaren dat hij nog nooit in de 8 jarige periode,dat hij als Burge
meester van Willemstad werkzaam is,een raadsvergadering heeft belegd,
op een tijdstip waarop hy zeker wist,dat een of ander lid niet tegen
woordig on zyn. Spreker moest de bedoelde vergadering wel spoed-
eischend houden,rekening houdende met de mogelijkheid,van twee nog
eventueel volgende vergaderingen voor Kerstmis.Dinsdags 's avonds
stond bij spreker nog geenszins vast,dat de vergadering Donderdag door
ging. Spreker heeft den heer Dane met aandacht gevolgd.Het is echter
een algemeen verschijnsel dat de uitgaven de laatste jaren aanmerkelijk
zijn opgeloopen.In de kleinere gemeenten is het verschil bij vroeger nog
meer sprekend dan in de grootere.Spreker is 't er mee eens,dat de raad
steeds zijn best moet doen voor de gemeente,doch dat moet gestadig aan.
Men kan een paard niet loopende beslaan.Waarom ook ten aanzien van de
speciaal ter behartiging voor de commissie bestemde gemeentebelangen
niet den gebruikelijken weg gevolgd Een raadscommissie is ten deze
niet op haar plaats.Van practische werkzaamheid kan toch niets komen.
Het beslui.t tot instelling eener commissie is op goede gronden te be
strijden.De raad moet den ordelijken weg bewandelen.
De heer J.A.MARIS vraagt wat de Voorzitter bedoelt met het gezegde,
dat de Commissie niet naar buiten kan werken.
De VOORZITTER zegt,dat de commissie niet naar buiten mag treden.De
voor de gemeente noodzakelijke stappen naar buiten geschieden door het
Gemeentebestuur
De heer J.A.MARIS vraagt waar dit is voorgeschreven.
Dat is regel,zegt de Voorzitter.
Dus niet gebiedend,zegt de heer J.A.MARIS.De eene keer houdt de
Voorzitter den geest der wet hoog,een andere keer weer niet.Spreker
acht de opvatting van den Voorzitter eeniger mate voorbarig.Wanneer
de commissie ter bevoegder plaatse de belangen der gemeente komt be
pleiten, dan zal men niet zeggen „ga maar weg".
Neen,zegt de VOORZITTER,men zal U wel laten praten,doch U bereikt
toch niets.
De heer J.A.MARIS zou maar willen voorstellen,waar men in deze ver
gadering niets bijzonders gehoord heeft,dat de commissie haar best maar
eens doen moet.
De heer J.L.MARIS Lzn. is in beginsel tegen een Raadscommissie,doch
-de
23 FEBRUARI 1928.
BESPREKING INGESTELDE
RAADSCOMMISSIE.
TER VERNIETIGING VOOR
DRAGEN GENOMEN BESLUIT.
ARBEIDSLOON VOOR BAGGER
WERK.
de meerderheid heeft een commissie gewild en spreker zou den Voorzitter
willen aanraden zich by het besluit neer te leggen.De Voorzitter heeft
altyd zijn best voor de gemeente gedaan,laat de commissie nu haar best
ook maar eens doen.
De VOORZITTER kan er niet toe meewerken.Besluit de Raad toch tot in
standhouding der commissie,dan voelt hy zich gedrongen dat besluit ter
vernietiging voor te dragen.
De heer J.A.MARIS merkt op,dat de commissie 19 December j.l. is inge
steld.De Voorzitter had onmiddellijk daarna stappen ter vernietiging
moeten doen,nu komt hij daarmede te laat.
De VOORZITTER vraagt of de Raad bij een Raadscommissie blyft.
De heer J.A.MARIS zegt,dat alleen de opschorting der werkzaamheden
moeten worden opgeheven,waartoe hij het voorstel by deze doet.
Dit voorstel in stemming gebracht wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
De VOORZITTER deelt der vergadering mede op dit besluit artikel 70 der
Gemeentewet te zullen toepassen.
De heer OOSTERS betreurt het,dat de Voorzitter en de Raad elkander
zoo slecht verstaan.De heele Raad heeft zich nu toch voor een commissie
uitgesproken,waarom legt de Voorzitter zich daar niet by neer.
Men moet het onmogelijke niet van den VOORZITTER vergen.De Commissie
kan toch niet naar buiten werken.
R 0 N_D_V R_A A_G__._
De heer OOSTERS vestigt de aandacht van den Raad op het feit,dat de
arbeiders,die in dienst der gemeente baggerwerk verrichten,worden be
taald met slechts 2^ cent per uur,waarvoor ze dan nog een beugel en
laarzen van zich zelf moeten gebruiken.Toen spreker architect was,ont
vingen de baggeraars altijd meer.Het is geen loon voor die menschen,zegt
spreker.
De heer J.A.MARIS onderschrijft de opvatting van den heer Oosters.Als
er werkloozen zijn is het billyk,dat de gemeente beneden het normale
loon bl.\j£tzyn er echter bezigheden die moeten gebeuren,dan is het ook
billyk,dat de gemeente het standdaard loon betaalt.
De VOORZITTER erkent alleszins de juistheid van de door den heer
Oosters gemaakte bemerking,terwijl hy eveneens kan deelen de opvatting
van den heer Maris,ten aanzien van de arbeidsloonen van de werkloozen.
Het loon,dat de gemeente betaalt moet zoodanig zijn,dat er altijd een
prikkel blyft bestaan om elders werk te zoeken.
De heer OOSTERS zou gaarne zien,dat de desbetreffende arbeiders het
standdaardloon voor baggerwerk nog met terugwerkende kracht ontvingen,
met welke bemerking de VOORZITTER zegt te zullen rekening houden.
De heer J.A.MARIS zegt,dat de ingezetenen den laatsten tijd ook moesten
-betalen