a 23 FEBRUARI 1028. BESPREKING INGESTELDE RAADSCOMMISSIE. 40. Dan moet nu een nieuw besluit genomen worden,zegt de heer J.A.MARIS, 19 December 1^27 werd besloten.dat er een oommissie zou zijn.22 De cember d.a.v. werd verzocht de werkzaamheden,der Commissie op te schoi ten tot de Voorzitter den heer Dane zou hebben gesproken.De Voorzittei heeft nu den heer Dane gesproken en deze blyft bij zijn standpunt ;wat ligt nu meer voor de hand dan dat de commissie blyft om de belangen der gemeente ter bevoegder plaatse voor te staan. Er is de VOORZITTER niets aan gelegen op welke wijze de heer Maris de zaken voorstelt. Spreker zal tot het uiterste volhouddn,dat de zaken in den Raad re gelmatig worden behandeld.Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is om de Commissie niet te doen voortbestaan. Is in een vergadering van Burgemeester en Wethouders besloten de Commissie te niet te doen,vraagt de heer J.A.MARIS. De VOORZITTER zegt,dat Burgemeester en Wethouders gelegenheid hebbei ontvangen om hun standpunt ten aanzien der commissie te bepalen.De meerderheid van Burgemeester en Wethouders vindt het niet wenschelijk, dat de commissie haar werkzaamheden voortzet. De heer J.A.MARIS merkt op,dat volgens raadsbesluit van 19 December er een commissie zijn zou. 22 December werden de werkzaamheden opge schort waartoe het voorstel speciaal werd gedaan in de overtuiging, dat de heer Dane na gehouden besprekingen daaromtrentzijn standpunt zou laten varen en daarmede wijziging in het genomen besluit zoude komen. 't Is gebleken dat de heer Dane zijn standpunt handhaaft en is er nu opnieuw door Burgemeester en Wethouders een besluit genomen om het raadsbesluit tot i-stelling der commissie omver te gooien De VOORZITTER antwoordt toestemmend. De heer C.DANE Gzn. zegt hierop: Mynheer de Voorzitter. Het was niet anders dan met groote verwondering,dat ik op 22 Decern-! ber 1927 een telefonisch bericht in den Bosch kreeg,met de mededeelinfj dat het dien dag spoedeischende raadsvergadering zcu zijn.Deze verwon-1 dering werd nog grooter daar ik U persoonlijk 's avonds-voordat de convocatiebiljetten uitgingen nog ontmoet had in de autobus en U mij geen enkele mededeeling over het houden eener raadsvergadering deed; toch ging den volgenden dag de agenda voor de te houden spoedeischen de raadsvergadering de deur uit. Ik weet wel dat U volgens de letter der wet hier recht toe heeft, maar ik vraag inij af is dit de geest van de wet.Was het niet beter ge weest hierover eerst eens een '.Yethoudersvergadering te houden. Temeer waar U utdrukkelpjk wist,dat ik die dagen Statenzitting had. -U E 41. U heeft mij in die raadsvergadering van 22 December beschuldigd,dat ik op minderwaardige wijze zou hebben medegewerkt aan het daarstellen eener raadscommissie.Allang voor dat ik Wethouder was heb ik er over nagedacht,wat kan en moet er toch voor ons stadje gedaan worden,nu de vesting is opgeheven,waar zoo velen een bron van inkomsten door hadden Trouwens in de vorige zittingsperiode is de heer Harmsen ook reeds met een dergelijk plan voor den dag gekomen, ik weet niet precies in welke vergadering. Als een raadslid,als de oude heer Oosters,zegtdat de gemeente Willemstad boven haar stand leeft knoop ik dit als jongere in mijn ooren en dan vraag ik mezelf af „wat is hiervan waar". En al is de heer Oosters dan geen man van rayn partij,toch luister ik daarnaar. Een goed Christelijk Historisch raadslid werkt gaarne en in oprechtheid samen met al zijn overige ambti;enooten tot heil der gemeen te. Ik heb de moeite eens genomen enkele cijfers te verzamelen. In 1913 bedroegen de uitgaven van ons stadje ƒ.14376.30^. In 1926 bedroegen de uitgaven van ons stadje 66616.44dus byna 3 maal meer. In Amsterdam was het verleden jaar 3 maal zoo hoog. De opbrengst van alle belastingen was hier in 1913 663911 of ƒ.2.88 per inwoner (gerekend naar 2200 inwoners). In 1926 bedroegen alle belastingen ƒ.23692.33 of ƒ.11.67 per inwo ner of ƒ.8.79 hooger per inwoner,wat beteekent,dat de belasting met 300$ is gestegen in ons stadje. Nu weet ik wel Mynheer de Voorzitter dat door de verschillende rjjks- bemoeiingen de belastingen noodzakelijk hooger zjjn geworden. Voor dienstreizen werd uitgegeven in 19*1 4.73 1Q20 „.132.44 1921 „.176.43 1922 41.90 1923 68.70 1924 „.273.30 1923 „.238.33 1926 „.134.89 Dus sedert 1921 935-70. Ik maak geen aanmerkingen op deze cijfers,ik constateer alleen maar, Wel is er eenige twjjfel bij mij of dit geld voor dienstreizen uitgege- ven,wel altijd aan z'jn doel heeft beantwoord.En zoo gauw als er twijfel rijst heeft een Christelijk Historisch raadslid zich te herinneren,dat de Raad rentmeester en beheerder is van gelden,die krachtens verorde- ij ning GENOMEN WORDEN VAN DE BURGERS,om daarmede het publiek belang te dienen.We hebben ons steeds maar te herinneren het waarschuwingswoord „Geef rekenschap van Uw rentmeesterschap". -Als

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1928 | | pagina 4