50 0GT0BSR1928.
94.
teerde Staten daaraan hun goedkeuring zouden geven.
De heer J.A.MARIS heeft uit de redeneering van den Voorzitter be
grepen, dat er naar diens meening geen reden bestaat om pensioensbij
dragen te laten betalen en hy bracht daarby de Rykssalarissen in het
geding.Het is misschien best mogelijk.dat de Rykssalarissen hooger
zijn, doch dat is voor spreker nog geenszins het bewijs,dat de Ryksrege-
ling de eenige goede is en dat de Provinciale regeling niet deugt.
We hebben trouwens met de Rijksregeling ook niets te maken.
Het is toch een alleszins redelijke wensch,dat de grondslag gelijk
is en dat is niet het geval,zegt de VOORZITTER.
De heer J.A.MARIS zegt,dat de dure levenstijd en de dure positie
voorby is en by het Ryk is men tot verhaal van pensioensbijdragen over
gegaan. Spreker grondt zijn redeneering tot verhaal uitsluitend op de
5 jaren geleden ontvangen circulaire van Gedeputeerde Staten,waarin
deze pensioensverhaal tot 3g" 1° voorstelden.
De VOORZITTER zegt,dat de heer Maris de betreffende circulaire van
Gedeputeerde Staten toch wel verkeerd heeft opgevat.Reeds het vorig
jaar maakte de heer Maris de opmerking dat hij die circulaire als een
uitnoodiging van Cedeputeerde Staten beschouwde om tot verhaal over
te gaan,doch dit is absoluut niet het geval." en gevolge van de wijzi
ging der Pensioenwet werden de pensioensaanspraken van de ambtenaren
beter en op dien grond hebben Gedeputeerde Staten medegedeeld,dat zij
zich tegen verhaal van 3ïf 1° niet zouden verzetten.
De heer J.A,MARIS zegt,als ik abuis heb zullen Gedeputeerde Staten
het ook niet goedkeuren,doch ik zou het er wel op durven wagen.
De heer A.OOSTERS zegt,dat hij tot 1920 als Gemeente-architect voor
een appel en een ei geloopen heeft.In dat jaar kreeg hij een tracte-
ment van 400.- en indien hij zijn werkzaamheden eens naging dan ver
diende hy nog geen 2^ centen per uur, terwijl een timmermansknecht tot
80 centen ging.Nu is dat loon gedaald tot ^5 cent.Als men nu eens zie
wat die menschen niet moeten missen.
De VOORZITTER zegt,dat de salarissen der Gemeenteambtenaren nooit
op peil gebracht z.ïjn.
Deze redeneering gaat niet op,zegt de heer J.A.MARIS. Ze komen
allemaal hard geloopen.
De heer C.DANE Gzn. zegt,dat op 27 October 1927 een voorste] van
den heer J.A.Maris om 5Ür 1 pensioensbijdragen te verhalen met 4 tegen
5 stemmen werd verworpen.
Spreker heeft toen gezegd nog niet voldoende op de hoogte te zijn
om ter zake een zuiver standpunt te kunnen innemen en stemde daarom
voorloopig tegen verhaal.Hij heeft thans alle gemeenten van Nederland
eens nagegaan en geeft een globaal overzicht van het verhaal in ons
95-
land in het algemeen en van Noord-Brabant in het bijzonder.
In het algemeen voelt spreker voor verhaal van pensioensbijdragen,
doch in het onderhavige geval stuit hy op een moeilijkheid n.l, deze,
dat het salaris van den Burgemeester veel te laag is en dat de men
schen op premievry pensioen zijn aangesteld. Hadden we de salarisrege
ling geheel in onze hand dan was er wel wat op te vinden,doch Gede
puteerde Staten hebben de jaarwedderegeling van een kleine ambte-
narencategorie in handen.
Spreker betreurt het in dit verband,dat Gedeputeerde Staten kort
geleden tot verhooging van de salarissen van Burgemeesters en Secre
tarissen alléén in Gemeenten van boven de 5000 zielen zijn overgegaan
waarom ook niet voor gemeenten met minder dan J000 zielen.
Nu de verschillende ambtenaren op premievry pensioen zyn aangesteld
is het niet billijk thans tot verhaal over te gaan.Met den heer Knook
is spreker wel voor bijdragenverhaal van de nieuwe ambtenaren.Dit ge
schiedt ook in Dinteloord en Fijnaart.
De VOORZITTER vraagt wat nu de conclusie van den heer C.Dane Gzn.
is.Bij de behandeling der voorliggende begrooting in de vergadering van
Burgemeester en Wethouders heeft de heer Dane deze zaak met geen woord
aangeroerd.Uitdrukkelijk is nog afgevraagd of heeren Wethouders zich
met het ontwerp konden vereenigen,waarop zy unaniem toestemmend ant
woordden.
De heer J.A.MARIS zegt,dat toch zeker niet in de wet is vastgelegd,
dat iemand die op premievrij pensioen is aangesteld,dat steeds houden
zal.
Wat vandaag is,kan morgen anders zijn.
Toen de menschen solliciteerden was de toestand ook anders en het
is begrijpelyk,dat zy ook liever niets missen,doch het is onbillijk,
dat voor de ambtenaren de toestand bestendigd blyft,indien de omge
ving een algemeene verlaging aanwijst.
De VOORZITTER zegt,dat de salarissen der Gemeente-ambtenaren inder
tijd niet op peil zyn gebracht en het is daarom onbillyk nu wel met
een verlaging mee te gaan.
De heer J.L.MARIS heeft een overzicht van het pensioenverhaal over
geheel Noord-Brabant.
In 62 gemeenten wordt wèl en in 97 niet verhaald.
Bovendien is de overgroote meerderheid der ambtenaren onder premie
vry pensioen benoemd en 't is onbillijk nu te gaan verhalen, ook al
waar zy indertijd niet ten volle met de verhooging zijn meegegaan.Het
is onbillyk en de goede verstandhouding wordt er door geschaad.
De heer OOSTERS stelt voor te besluiten tot verhaal van 5
De heer J.A.MARIS zou dit percentage willen beperken tot 3Ü> l »in