a
9
4
HOOFDFUNKTIE 6 SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
6.1 Minimafonds
Wij zouden graag bij benadering vernemen wanneer de, door u genoemde, geïntegreerde behande
ling van minimabeleid en bijzondere bijstand in de welzijnscommissie wordt behandeld. En dan
bedoelen wij eerst in de brainstormfase.
6.2 Kinderopvang
In onze eerste termijn hebben wij gepleit voor overleg met het Regionaal Centrum waarbij alle opties
bespreekbaar moeten zijn. Dat u wilt vasthouden aan het eerder geformuleerde beleid zonder
raadsuitspraak in deze vinden wij acceptabel. Bij deze vragen wij u dan ook om, op basis van onze
wens tot ruimere bespreekbaarheid, hierover een uitspraak van de raad te vragen. Mocht u van
mening zijn dit niet te moeten doen, dan zullen wij in derde termijn hierover een formeel voorstel aan
de raad doen.
6.9 Uitstroombeleid
Of de visie van de gehele raad in deze veranderd is, kunnen we alleen aan de weet komen door er
een uitspraak over te vragen. Dat er enige tijd geleden wat commotie in de welzijnscommissie
ontstond naar aanleiding van de stukken over de fruitpluk is wel zeker. Wij hebben daar toen al
gesteld dat herijking van het beleid een mogelijkheid zou zijn om dat soort discussie in de toekomst
te voorkomen. Overigens schrijft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn schrijven
van 14 juli jongstleden nog eens nadrukkelijk dat hij positieve effekten verwacht van de vrijlatingsre
geling tot het verstrekken van premies. U hebt in zoverre gelijk dat het geen nieuw beleid is maar
wel aktualisering van bestaand beleid, dat te weinig nadruk heeft gekregen bij de vaststelling van
ons gemeentelijk uitstroombeleid eerder dit jaar. Ook hier vragen wij u een uitspraak van de raad te
vragen en houden wij de mogelijkheid open voor een voorstel door onszelf daartoe.
HOOFDFUNKTIE 8 RUIMTELIJKE ORDENING EN VOLKSHUISVESTING
8.4 Relatie woningbouwcorporatie
In de VNG-publikatie Kerntaken Volkshuisvesting -Ordening voor Gemeenteraadsleden- wordt ten
aanzien van de verantwoordingsvelden BBSH gesteld dat de gemeente een oordeel velt over de
werkzaamheden en eventueel de Minister om maatregelen vraagt. En in de gemeente heeft de raad
toch altijd nog het primaat? Vandaar dat wij vinden dat die zaken èn in de commissie volkshuisves
ting èn in de raad moeten worden besproken. Allerlei negatieve gedachten zoals de 'Ver van mijn
bed'show van de Stichting Regionaal Woningbezit kunnen daarbij worden voorkomen. Openheid
bevordert het onderlinge begrip.
8.5 Sociale woningbouw
U schrijft in uw antwoord dat de Stichting, uw inziens terecht, niet wil bouwen voor leegstand. Dat
willen wij ook niet. Maar waar is er momenteel leegstand in de sociale sektor?
HOOFDFUNKTIE 9 FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
9.1 Onroerendzaakbelasting
U gaat in dit onderwerp niet in op het, door ons gevraagde, ontwikkelen van beleid om kosten voor
infrastrukturele maatregelen ten behoeve van kassen daarop te kunnen verhalen. Wilt u dat alsnog
doen?
9.6 Belastingvoorstellen
Allereerst willen wij stellen dat wij, bij de begrotingsbehandeling 1995 géén formeel voorstel hebben
gedaan om de afvalstoffenheffing en in ruil daarvoor de onroerendzaakbelasting niet te verlagen. Wij
hebben toen wel kritiek geuit op de voorgestane handelwijze. We zijn voorts verheugd dat onze
konstatering, dat bewoners van duurdere woningen meer voordeel hebben van de verlaging van de
onroerendzaakbelasting dan bewoners van goedkopere huurwoningen, door u als juist wordt onder
schreven. Maar dit betekent ook dat u, als u vasthoudt aan uw voornemen, dat u de minst
draagkrachtigen (die wonen over het algemeen in die goedkopere huurwoningen) niet wilt ontzien.
De eerlijkheid gebiedt ons om te zeggen dat de verschillen dit jaar wel meevallen en wij zullen dan
ook niet om bijstelling vragen. Maar terugkijkende naar vorig jaar en naar het beleid van nu dan zien
wij een door ons ongewenste ontwikkeling.
Mijnheer de voorzitter, het principe is fout.
Overigens willen wij nog steeds berekend zien wat die verlaging van 81/2 onroerendzaakbelasting
zou betekenen voor de verlaging van het dekkingspercentage als hetzelfde bedrag daarvoor zou
worden aangewend.
En tot slot behouden wij, afhankelijk van uw antwoord, ons het recht voor alsnog een voorstel te
doen tot een raadsuitspraak inzake de principe-keuze.
Tot zover, voorzitter.'