7
9. VASTSTELLING 1E WIJZIGING VAN DE 'VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN
SCHOOLGELD MUZIEK- EN BALLETONDERWIJS, 1994'
De heer RASENBERG betreurt het in hoge mate dat de gemeente Bergen op Zoom de Hafa-opleiding
heeft laten vervallen. Landelijk is jaren gestreden om de Hafa-opleiding bij de muziekscholen onder
te brengen. De betrokken omliggende gemeenten zijn niet gevraagd naar hun mening, terwijl zij wel
participant zijn.
Wethouder REIJNDERS komt hierop terug bij de welzijnsplanning. Hij zal nagaan of er inhoudelijk
inspreekmogelijkheden zijn op het programma-aanbod.
De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel.
10. BESCHIKBAARSTELLING f 5.250,- TEN BEHOEVE VAN DE 5 MEI VIERING IN VERBAND MET DE
50-JARIGE BEVRIJDING VAN NEDERLAND
De RAAD besluit zonder discussie en hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel.
11. AANVULLEND KREDIET RENOVATIE ZWEMBAD DE MEERMIN TEN BEHOEVE VAN MEER-/MINDER-
WERK EN INRICHTING VAN HET HORECAGEDEELTE (10E WIJZIGING BEGROTING 1995)
De heer RASENBERG deelt mede dat zijn fraktie geen problemen heeft met het meer- en minder-
werk. Wel met de kwestie van het horecagedeelte. Dit is niet aan de commissie voorgelegd. Ook
heeft de commissie zich niet kunnen uitspreken over het zelf exploiteren van de horeca of het
verpachten daarvan.
Afgelopen maandag heeft hij inzage gekregen in de verslagen van de werkgroep zwembad. Hier had
hij reeds naar gevraagd bij de votering van het krediet voor het zwembad. In de commissie heeft hij
opgemerkt dat het managementteam in de volgende commissievergadering algemene bestuurlijke
zaken de gang van zaken moest komen uitleggen.
Die opmerking zou hij niet gemaakt hebben als hij eerder de stukken had kunnen bestuderen. Hij
betreurt dit nu.
In de stukken heeft hij gelezen dat de heer Van den Kieboom steeds heeft gewaarschuwd dat er een
voorstel aan het college moest komen ten aanzien van het meer- en minderwerk. Bovendien diende
de werkgroep er rekening mee houden dat het bedrag van f 30.000,- f 40.000,- aan de raad
voorgelegd zou moeten worden.
De heer RASENBERG stelt de volgende vragen:
'Heeft het college altijd inzage gehad in de verslagen van de werkgroep?'
Het college is altijd verantwoordelijk en niet de ambtenaren. 'Wanneer heeft het college toestem
ming gegeven om het horecagedeelte in eigen beheer te exploiteren?' 'Wanneer is toestemming
gegeven om de apparatuur aan te schaffen?'
'Wat is de reden geweest om de commissie de verslagen van de werkgroep te onthouden?' Dit had
veel onduidelijkheid voorkomen.
Het CDA gaat wel akkoord met het voorstel, want het publiek moet hiervan niet de dupe worden.
De heer VAN REUEN deelt mede, dat de PvdA puur inhoudelijk niet veel problemen heeft met het
voorstel, maar wel met de procedure. In dat verband onderschrijft de heer VAN REUEN de vragen
van het CDA.
De raad werd bij de aanbieding van het voorstel naar de mening van de PvdA puur voor het blok
gezet. De horeca-apparatuur is reeds aangeschaft voor een oordeel daarover gegeven kon worden.
Het college had in de raadsvergadering van maart jongstleden via een mededeling de raad op de
hoogte kunnen brengen van de moeilijkheden die er inmiddels waren gerezen. Die moeilijkheden
heeft het college zelf over zich afgeroepen. Het college kende de deadline voor de realisering van de
plannen. In de commissie welzijn is hier over gesproken. In een interview met de Steenbergse
Courant vervolgens betitelt de voorzitter dit als een 'storm in een glas water'. Terechte kritiek op
ondergraving van de bevoegdheden van de raad vindt de voorzitter eigenlijk maar een beetje
flauwekul. De heer VAN REUEN neemt dit de voorzitter als bestuurder hoogst kwalijk. Hij wil graag
dat de voorzitter van die uitspraak afstand neemt.
Mevrouw BAARTMANS gaat in op de procedure.
Op pagina 3 van het voorstel vermeldt het college dat de raad het gevoel heeft gekregen buitenspel
te staan. De Werknemers Partij Steenbergen vindt dit zwak uitgedrukt.