13 Sinds de commissievergadering van 21 maart 1994, aldus de heer IRIKS, zijn er ten aanzien van dit agendapunt geen nieuwe aspekten aan het licht getreden. Het CDA kan zich dan ook volledig vinden in het voorstel zoals het hier ligt. Ook met betrekking tot punt d waar het CDA in eerste instantie in de commissievergadering een afwijkend standpunt innam. Hij plaatst een kanttekening bij de personele kosten. Hij staaft dit met cijfers. Rekening 1992: personele last f 186.000,-, bezoekers aantal 75.000. Rekening 1993: personele last f 156.000,- begroot en gebleken f 190.000,-, bezoekersaantal 60.000. Welk beleid gaat het college voeren om deze kostenpost een halt toe te roepen of althans te zorgen dat de marge tussen het begrootte bedrag voor 1994 f 168.000,- en de werkelijk uitgave binnen de perken blijft? Toezicht en surveillance moeten wel verantwoord blijven. Wat betreft punt d. van het resumé. Wethouder HEIJMANS merkt op dat het college daar genuan ceerd over denkt. Het college verwacht zowel in collectieve zin en in mindere mate wellicht in financiële zin een toegevoegde waarde voor beide zwembaden. De baden zijn het college beide even lief. De bezorgdheid over het exploitatietekort. Ook het college heeft met deze problematiek geworsteld, want een tekort van f 350.000,- is een aardige som geld. Wat betreft het toekomstig beleid ten aanzien van de personele last. Met de ambtenaren en de chef badmeester is heel duidelijk afgespro ken, ook reeds voor dit badseizoen, dat met een strak aktiviteitenprogramma en tijdschema gewerkt gaat worden. De enige manier om de personele last fors terug te dringen is het aktiviteitenprogram ma te strepen. Gebeurt dit dan bestaat de vrees dat het bezoekersaantal aanzienlijk afneemt. Het aktiviteitenplan is onomstotelijk de toegevoegde waarde van het bad. Aan de ene kant zijn de aktiviteiten nodig om het bad aantrekkelijk te maken en aan de andere kant drukken die aktiviteiten onmiddellijk zeer zwaar op het exploitatietekort. Daar moet een balans in worden gevonden. Het college zoekt een evenwicht tussen een aktivititeitenpakket op een verantwoorde manier met een verantwoorde personele last. Dit is voor 1994 konkreet in afspraken uitgezet en in 1995 moet dat een vertaalslag krijgen naar het nieuwe bad. De WETHOUDER heeft geleerd van de opmerking van de heer Rasenberg inzake de gevolgde procedure. Hij antwoordt de heer Van Zantvliet dat de tarievenstruktuur niets te maken heeft met De Knotwilg. De tarievenstruktuur is gebaseerd op het exploitatietekort en vergeleken met een aantal open baden in de omgeving. De WETHOUDER is bereid het tarief voor 1995 in de commissie nog eens tegen het licht te houden, maar de raad moet zich vanavond wel over het voorstel uitspreken inclusief het tarief voor 1995. Als het tarief wordt losgelaten valt het exploitatieplaatje in elkaar. Wellicht wordt dan het exploita tietekort nog groter. De heer IJZERMANS deelt de mening niet dat het parkeerterrein in één keer aangepakt moet worden zoals de heer Van Zantvliet stelt. De riolering moet zonodig voortijdig worden gelegd om natuurlijke verzakkingen te doen laten plaatsvinden. Het is niet verstandig de werkzaamheden riolering en bestrating gelijktijdig uit te voeren. De VOORZITTER merkt op dat dit in de commissie terugkomt. De heer LAMBERS spreekt uit dat de samenwerking met De Knotwilg prima te onderzoeken is, maar de VVD wenst zich vooralsnog niet te binden aan welke samenwerking dan ook tot de raad zich daarover heeft uitgesproken. De heer REIJNDERS is blij met de toezegging van de wethouder dat hij extra veel aandacht geeft aan het bewaken van de personele lasten. Hij vraagt de begroting met betrekking tot de personele lasten voor 1994 heel duidelijk tegen het licht te houden. Als blijkt dat het voor dat bedrag moet kunnen moet nadien niet worden aangekomen met 6 of 7% verhoging. Wat de VVD stelt geldt ook voor de Werknemerspartij, aldus de heer VAN ZANTVLIET. Overleg met De Knotwilg akkoord, maar beslissingen via de commissie en de raad. Wethouder HEIJMANS stelt dat het college de mogelijkheden tot samenwerking gaat onderzoeken met de bedoeling een samenwerking tot stand te brengen. Hij komt hiermee via het college, de commissie en de raad terug. De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1994 | | pagina 44