IV.18
IV.8
IV.19
V.1
5
De heer VAN REUEN vraagt wat er met het jaarboek gaat gebeuren na aanschaf.
Steenbergen is Nassaustad, aldus de VOORZITTER, zo ook Dinteloord. In het betreffende
boek zit iets van de geschiedenis van dit gebied. Vandaar de aanschaf voor het gemeente
lijk archief. Ook komt daar bij een stukje sympathie naar die kring. Het boek is zeker in te
zien en via het sekretariaat te bevragen.
Het verbaast de heer RASENBERG dat de stichtingsvorm wordt opgelegd. Wat dat betreft
vindt hij dat ondemocratisch. Ten aanzien van het bestuur had hij verwacht dat er een
afvaardiging zou bestaan vanuit bepaalde facetten. Verder verneemt hij graag wanneer de
statuten ingaan.
Wethouder ONLAND antwoordt dat het college in december inzage heeft gekregen in de
statuten en het beleidsplan. Het college kon zijn bemerkingen kenbaar maken. In januari
1994 zijn de statuten en het beleidsplan ingegaan voor 4 jaar. De Stichting Regionaal
Woningbezit is een toegelaten instelling in het kader van het besluit beheer sociale huur-
sektor. De gemeente moet toezien dat de stichting niet in strijd werkt met het landelijk
volkshuisvestingsbeleid. Zij moet ook de financiële situatie van de stichting in het oog
houden.
De gemeente heeft verder regelmatig overleg met de stichting in verband met de
budgetten sociale woningbouw. Daardoor heeft zij enige invloed op de stichting. De
samenwerking is goed.
Wat betreft de bestuursvorm vult de VOORZITTER aan dat er twee erkende rechtsvormen
hiervoor zijn: verenigingen en stichtingen. Beide zijn gewettigd. Gezien de besluitvaardig
heid blijkt een stichting slagvaardiger te zijn. Het is een praktische vorm waarbij men de
vinger aan de pols moet houden. Een stichting behoeft als daar goed mee omgegaan
wordt niet ondemocratischer te zijn dan een vereniging. De gemeente heeft regulier
overleg met de stichting zodat een gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid kan ontstaan dat
uitgevoerd wordt door de Woningbouwstichting.
De VNG, aldus de heer LAMBERS, heeft de mededeling gedaan dat gemeenten met
minder dan 40.000 inwoners op termijn een andere bestuursvorm zouden dienen te
krijgen. Beraadt uw college zich reeds op het innemen van een standpunt op deze
stelling?
De VOORZITTER antwoordt dat de hoofddirekteur de heer De Vries in een brief aan het
college hiervan afstand heeft genomen. In het NRC handelsblad is het tot een rectificatie
gekomen. Het is een gedachtengoed maar geen beleidslijn.
De heer RASENBERG vraagt of er nadere informatie te geven is omtrent het gesprek ten
aanzien van de zaal Akzo-Fibers.
Wethouder HEIJMANS antwoordt een gesprek te hebben gehad met CCVS over deze
brief. Hij heeft CCVS gevraagd wat zij nu exact gehoord heeft van de direktie van Akzo-
Fibers. Bij de direktie van Akzo zou bereidheid aanwezig zijn om te praten in gezamenlijk
heid met de gemeente over het gebruik van en de investeringen in de zaal ook voor
langere termijn. Hij heeft afgesproken het resultaat van het gesprek eerst naar het college
te brengen om daarna een standpunt in te nemen. Hierna zal hij een gesprek aanvragen
met de direktie van Akzo om te vernemen hoe hard het allemaal ligt en wat precies de be
doeling is van de direktie. Eerst als het allemaal zo is zoals in de brief verwoord wordt,
komt het college hiermee terug in de commissie en de raad nadat binnen het college
daarover gesproken is.
De heer VAN REUEN vraagt of tijdens het gesprek een indicatie gegeven is ten aanzien
van de nodige investering.
De WETHOUDER heeft daarnaar gevraagd maar CCVS kon daarop geen direkt antwoord
geven. De CCVS heeft wel heel positief gezegd als de raad bereid is om in samenwerking
een plan op te stellen konform haar wensenpakket van maart 1991 daarmee akkoord te
zijn. De Akzo-zaal is voor de CCVS dan een bespreekbare optie.
De VOORZITTER vraagt de raad zich uit te spreken of de wethouder deze optie kan
onderzoeken. De raadsleden kennen de zaal qua omvang, ligging en akoestiek.
Namens het CDA kan de heer IRIKS zeggen dat de optie die er nu ligt van het CDA uit
terdege mag worden onderzocht.