m 15 Als de rechter de stukken had bestudeerd had hij kunnen zien dat niet de gemeente maar de provincie had moeten worden aangeschreven. De provincie heeft het op zich genomen om op zeer indringende wijze het Rijk te benaderen. De Minister zal aan Gedeputeerde Staten laten weten wat het standpunt is ten aanzien van de eerder toegezegde f 975.000,-. Met dit raadsbesluit wordt voldaan aan de uitspraak van de rechter. Met De Jongh is afgesproken dat eenzelfde procedure wordt opgestart maar dan vanuit de provincie. De heer RASENBERG informeert naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank pagina 2, 8ste regel van onder wie daarop moet reageren. De VOORZITTER antwoordt dat dit aan de provincie is. De heer VAN REUEN deelt mede dat de PvdA gezien het gestelde in alinea 4 en 5 van het stuk instemt met het collegevoorstel. Gelet op de laatste alinea rekent de PvdA er op dat mocht er een nader afrondend overleg moeten plaatsvinden zij tijdig op de hoogte wordt gesteld van de resultaten en de verwikkelingen. De VOORZITTER zegt dat toe. De heer VAN NIEUWENHUIJZEN geeft het college in overweging om met de provincie nog eens goed het bedrag af te kaarten. Immers van de gelden beschikbaar gesteld door de rijksoverheid voor de stads- en dorpsvernieuwing wordt de kraan behoorlijk dichtgedraaid. Hij spoort het college aan zekerheid te verkrijgen over het bedrag van f 250.000,-. De VOORZITTER beaamt dat het steeds moeilijker wordt dit soort bedragen overeind te houden. In deze zaak echter hebben provincie, Rijk en gemeente elkaar echt nodig. De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel. RONDVRAAG (DEZE BEGINT BIJ DE HEER M.P.M. REIJNDERS) De heer REIJNDERS betreurt het dat er twee maanden geen commissie openbare werken c.a. is gehouden. Er gaan dan drie maanden overheen. Er zijn een heleboel zaken zijn waarvan de raad in het voortrajekt een bepaalde beeldvorming zou kunnen krijgen. Hij vindt het jammer dat dergelijke zaken dan niet behandeld kunnen worden. Hij denkt aan bijvoorbeeld de herstrukturering van de b- innenstad, de diverse uitbreidingsplannen en dergelijke. De raad kan dan meedenken in het proces. De VOORZITTER antwoordt dat hierover wel eens in de commissie algemene bestuurlijke zaken is gesproken. In principe is toen gezegd dat twee commissies een hoge prioriteit hebben in doorgang onafhankelijk van agendapunten. Dit betreffen de commissies welzijn en openbare werken c.a. De VOORZITTER is met de heer Reijnders van mening dat drie maanden geen commissie openbare werken niet de bedoeling kan zijn geweest van geen agendapunten hebben. De VOORZITTER zegt toe dit in het college nog eens ernstig te bespreken. De heer GORISSEN informeert naar de brief van D66. Heeft het college daar zijn gedachten over laten gaan? Op 29 juni, aldus de VOORZITTER heeft het college de brief ontvangen. Het college heeft eerder van de werkgroep Leefbaarheid De Heen een afschrift gekregen van een brief aan het Ministerie van VROM met het onderwerp zuurgevoelige gebieden. Vanuit de bezwarenprocedure heeft het college al op deze zaak gereageerd. Heden is een brief verzonden aan het Ministerie. De VOORZITTER citeert hieruit: "Momenteel zijn bij ons 11 aanvragen in behandeling om een milieuvergunning ten behoeve van grootschalige intensieve veehouderijen. Op dit moment worden de naar aanleiding van de gepubliceerde konseptbeschikkingen ingekomen bezwaarschriften en adviezen beoordeeld. In het kader van deze beoordeling zouden wij graag vernemen of De Heense Slikken en de Dintelse Gorzen thans als een zuurgevoelig gebied is aan te merken. In verband met het bepaalde in artikel interimwet ammoniak en veehouderij zouden wij ook graag vernemen of een aanwijzing in de zin van artikel 1lid 2 van voornoemde wet mag worden verwacht. In verband met de voortgang van de vergunningprocedures zien wij uw reaktie graag zo spoedig mogelijk tegemoet."

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1994 | | pagina 105