12
Met name is daarbij in gegaan op de problematiek welke inmiddels bekend is met betrekking tot de
vestiging van een supermarkt op het voormalig CSM-terrein. De PPC is daarbij niet onduidelijk in
haar oordeel:
"de commissie was van mening dat de voorgestelde lokatie in distributieplanologisch en met name
stedebouwkundig opzicht afbreuk deed aan de ruimtelijke structuur en het functioneren van het
centrumgebied van Steenbergen, daar waar de oorspronkelijk voorgestelde lokatie hierin juist als
versterkend kon worden aangemerkt." De commissie was van mening dat alsnog uiterste en
creatieve inspanningen dienden te worden verricht om die meest gewenste situatie alsnog te
bereiken. Kort en goed, de PPC hield vast aan het oorspronkelijke DPO-onderzoek!
Het College van Gedeputeerde Staten besliste op 10 december 1991 reeds eerder naar aanleiding
van het bezwaar tegen afgifte van de verklaring van geen bezwaar in verband met de artikel 19
procedure. Op pagina 6 van de beslissing motiveert het college van Gedeputeerde Staten een en
ander onder meer als volgt:
- het DPO spreekt een duidelijke voorkeur uit voor een andere variant (Kaaistraat), niet in de zin
van die lokatie is de betere van twee aanvaardbare, maar in de keuze tussen twee als enige
aanvaardbare;
er is een groot aantal bezwaren ingediend door zaakhouders in het bestaande winkelgebied;
etcetera.
Het college van Gedeputeerde Staten doorbrak de veronderstelde waarheid, dat nog sprake zou zijn
van een automatische en onlosmakelijke koppeling tussen de jachthaven, ABG en wat in
Steenbergen inmiddels Albert Heijn wordt genoemd. Dit is van belang, want in de beluitvor-
mingsvergadering van de raad op 14 december 1989, werd deze drie-eenheid als onlosmakelijk
uitgelegd en was daardoor ondermeer aanleiding tot raadsbrede instemming met het plan. Immers
de drie projekten konden niet los van elkaar worden gezien. Dit laatste is dus achterhaald door de
realiteit.
In de raadsvergadering van 30 januari 1992 heeft de VVD uitgesproken, dat een twee-sporen beleid
dreigde te gaan worden gevoerd met betrekking tot het CSM-terrein; naar de Raad van State en een
normale bestemmingsplan-procedure. Tevens vroeg de VVD reeds toen om het open overleg met
bezwaarmakers te starten, zoals ook door Gedeputeerde Staten werd geadviseerd.
De VVD stelt het college voor om de beslissing omtrent het bestemmingsplan op dit moment aan te
houden, teneinde het plan dat door Item werd ingezonden aan het college van Burgemeester en
Wethouders op 7 juni 1993, serieus nader te bestuderen. Weliswaar kan worden gesteld, dat dit
laat werd ingediend, maar erkend moet wel worden dat sprake is van een mogelijk gewijzigde
situatie. Immers de ABN-bank komt binnen afzienbare tijd ter beschikking.
In de liberale visie van de VVD, behoort een bestuur slechts voorwaarden te scheppen, waarna door
het particulier initiatief uitvoering dient te worden gegeven. Daarom achten wij de discussie niet
relevant wat de kostprijs van het bankgebouw zou zijn. Als een project-ontwikkelaar dergelijke
zaken weet te financieren, is dat geen directe zaak meer van het gemeentebestuur.
Dat een en ander planologisch in ieder geval niet op bezwaren hoeft te stuiten, lijkt te zijn aangege
ven door ir. Stoelinga tijdens de hoorzitting op 9 juni jongstleden. Immers er werd gesteld, dat heel
vaak was gekeken naar het gebied, wat in Steenbergen inmiddels wordt genoemd de Kop van de
Kaaistraat, maar feitelijk de voortuin is van de Schapenwei. Als de bank tijdens het maken van de
oorspronkelijke plannen beschikbaar was geweest, was dat blijkens de opmerkingen van de adviseur
van Compositie 5 een zeer wel bestudeerbare optie geweest.
Kort en goed, de bank komt te koop. Door Item een afgebakende periode tijd te gunnen, bijvoor
beeld tien weken, wordt men in staat gesteld om haar plannen uit te werken, met name tekeningen
en calculaties te vervaardigen en tevens de bewijsmiddelen aan te dragen dat met Ahold ook
overeenstemming zou kunnen worden bereikt. Slaagt men er niet in om binnen de gestelde tijd de
zaken rond te maken, dan geeft dat absolute duidelijkheid en is te verwachten, dat de procedures bij
de provincie en Raad van State eens een keer wel in het voordeel van de gemeente zullen uitvallen.
Overigens is Item blijkens haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel een Steenbergse onderne
ming. In het licht van de Beleidsnota 1990-1994 sub III, 3.3, waar het lokaal protectionisme wordt
vastgelegd, mag ik verwachten, dat de coalitie haar steun zal geven aan dit voorstel van de VVD.
Hierdoor is te verwachten dat vele bezwaren zullen worden ingetrokken, waarna Steenbergen
eindelijk weer aan zichzelf kan gaan werken. Eindelijk kan dan ook uitvoering worden gegeven aan
de herinrichtingsplannen voor de binnenstad; het is naar het oordeel van de VVD een onverteerbare
zaak, dat onze stad zo stil blijft staan en niet innoveert."