7 Aansluitend op hetgeen de heer Lambers heeft gezegd over het in feite niet kunnen behandelen van het voorstel hedenavond merkt wethouder HEIJMANS op dat het budget voor de minimaverordening vastgesteld is in de vergadering van 5 november 1992 bij de behandeling van de begroting. Inderdaad is in de commissie middelen inhoudelijk op de zaak ingegaan. Hij merkt daarbij op dat dit ook wel eens gebeurd is in eerder commissies. Daar hoeft niet zo dramatisch over te worden gedaan. Wethouder HEIJMANS antwoordt de heer Gorissen als volgt. De mensen komen in aanmerking voor een vergoeding per persoon zoals opgenomen in het verzamelstaatje, nu wat verhoogd in absolute bedragen. Afhankelijk van het financiële plaatje van hun aanvrage kunnen betrokkenen eventueel ook in aanmerking komen voor andere regelingen. Per individueel geval wordt bekeken waar een aanvraag voor welk facet van deze verordening in aanmerking kan komen. Ten aanzien van de publiciteit. De afgelopen jaren heeft het college zeer veel publiciteit gegeven aan de minimaverordening. Een aantal mensen is zelfs persoonlijk aangeschreven. De opmerking ten aanzien van folders bij bibliotheek en dergelijke neemt het college mee. Ook daar is in het verleden aandacht aan besteed. Het college zal proberen de minimaverordening zo uitvoerig mogelijk in de publiciteit te brengen zodat de verordening bij elke Steenbergenaar bekend kan zijn. De heer Van Elzakker maakt complimenten ten aanzien van het buro sociale zaken. De WETHOUDER meent met recht. Buro sociale zaken gaat met deze materie op een integere wijze om. Er bestaat een zeer goede relatie met de rijksconsulenten. Vaak is het voorgekomen dat daardoor cliënten in Steenbergen het voordeel van de twijfel hebben gekregen. Ten aanzien van het gestelde door de heer Van Reijen. Wellicht had het college in een eerder stadium op een brede wijze over deze materie kunnen praten. De WETHOUDER vertelt daarbij dat de circulaire gedateerd 15 mei 1992, binnengekomen 18 mei, letterlijk vermeldt in te gaan op 15 mei 1992 en een geldigheidsduur te hebben tot 15 mei 1996. In een noot in de circulaire is alsnog opgenomen dat er vanuit gegaan zou worden dat de gemeenten de circulaire binnen een termijn van 6 maanden zouden moeten kunnen gaan uitvoeren. In principe moest de nieuwe minimaverordening vóór 15 november 1992 worden aangenomen. Enigszins bewust heeft het college dit met ingang van 1 januari 1993 gedaan. Gedurende het gehele jaar 1992 kon dan nog de oude regeling worden toegepast. Dit neemt niet weg dat reeds in november in de commissie welzijn op inhoudelijke manier over deze kwestie had kunnen worden gesproken. Echter op het moment dat de raad zich over de zaak buigt gaat de staatssekretaris en de consulent er van uit dat er nieuwe regels zijn. Dat had misschien toch gevaarlijk geweest. De WETHOUDER is blij dat de raad er nu pas in feite over praat en dat Steenbergen met ingang van 1 januari 1993 een nieuwe minimaverordening krijgt. Met de raad deelt hij het verdriet dat een hele goede minimanota ingeleverd moet worden. Hij wijst de raad er op dat als de raad besluit de minimaverordening niet aan te nemen en de oude regeling in stand te laten dat dan de staatssekretaris of de consulent gebruik kan maken van artikel 185 van de Gemeentewet. De consulenten hebben nadrukkelijk de opdracht gekregen om met ingang van 1 januari 1993 zeer scherp te gaan kontroleren op de diverse minimanota's bij de verschillende gemeenten. De WETHOUDER doet een dringend beroep op de raad zich achter het voorstel van het college te scharen. De heer LAMBERS vraagt zich af het zinnig is dat de wethouder middelen overleg pleegt met de wethouder welzijn over de wederzijdse standpunten want in beide commissieverslagen leest de heer LAMBERS totaal verschillende zaken. Naar aanleiding van het antwoord van de wethouder op de vragen van de heer Van Reijen. De heer LAMBERS vindt dat de heer Van Reijen gelijk heeft waar hij zegt dat dit onderwerp in de maand november behandeld had moeten worden. De raad had dan breder kunnen discussiëren over de gewijzigde minimanota. Hoe kan de wethouder antwoorden dat eerdere beraadslaging niet mogelijk was omdat als de raad er zich over zou buigen de nieuwe regels al van kracht zouden worden. De heer VAN REUEN heeft de waarschuwende woorden van de wethouder in zijn oren geknoopt. Hij dient een verzoek tot schorsing in voor overleg met de coalitiegenoten. De heer BROUWERS informeert of de betreffende circulaire openbaar is. Ligt deze ter inzage voor het publiek? De VOORZITTER antwoordt dat de circulaire in de staatscourant staat en derhalve openbaar is.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1993 | | pagina 20