1
5
9. VOTERING KREDIET AD f 745.000,-- TEN BEHOEVE VAN HET BOUWRIJP MAKEN VAN HET
BESTEMMINGSPLAN WELBERG-OOST (11E WIJZIGING BEGROTING 1993 ALGEMENE DIENST EN
IE WIJZIGING BEGROTING 1993 VAN HET GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF)
De heer GORISSEN informeert naar de stand van zaken met betrekking tot de bezwaren.
Wethouder OOMS antwoordt dat hedenmiddag de beide bezwaarschriften schriftelijk zijn ingetrok-
ken. Het college is daar gelukkig mee.
In februari wordt de vaststelling van het plan aan de raad voorgelegd.
Het plan gaat daarna terug naar de provincie. Het college verwacht weinig problemen en hoopt dat
medio 1993 de eerste funderingen de grond in kunnen.
De heer LAMBERS spreekt zijn waardering uit voor de bemiddeling van wethouder Ooms in deze. Dit
getuigt van bestuurskunde binnen deze gemeente.
De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel.
10. MEDEWERKINGSVERZOEK EX ARTIKEL 74 WET OP HET BASISONDERWIJS, BEVEILIGING
BASISSCHOOL DE NIEUWE VESTE (13E WIJZIGING BEGROTING 1993)
Het verbaast de heer LAMBERS dat overheden die geacht worden samen te werken in feite
verschillende doelstellingen nastreven. Met name de tweede alinea van het voorstel, de laatste drie
regels. De pakkans van de daders is een justitieel doel. Hij had liever gezien dat tussen gemeentelij
ke overheid, politie en justitie gekomen was tot een beter afgewogen beleid. Naar het oordeel van
de VVD zou het zo moeten zijn dat ook een gemeentelijke overheid, betrokken bij een zaak als deze,
wellicht moet komen tot een verhoging van pakkans van daders. Op deze wijze lukt dat niet.
Wethouder HEIJMANS antwoordt dat de heer LAMBERS enigszins gelijk heeft. Van de andere kant
is het zo dat de scholen met een bepaald budget moeten rondkomen. Vanuit dat budget hebben zij
voor deze beveiliging gekozen. Wellicht hadden de scholen verder kunnen gaan. Vanuit een andere
werkervaring kan de WETHOUDER zeggen dat dit soort vandalen, kleine inbrekertjes, binnen de
kortste keren toch weer op straat staan. Hij meent dat het te ver gaat om dan als school zijnde daar
heel veel geld aan te besteden. Het doel wordt dan voorbij geschoten. De WETHOUDER is al blij dat
er een alarm aangelegd wordt opdat op deze wijze zo weinig mogelijk vernield wordt.
De heer LAMBERS stelt dat zijn vraag meer gezien moet worden als een uiting van ongerustheid
over dit probleem. Als dit maatschappelijk algemeen zou worden denkt hij dat wat dat betreft het
beleid bijgesteld zou moeten worden.
De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel.
11. MINIMAVERORDENING
De commissie welzijn, de vakcommissie, heeft het oorspronkelijke voorstel met onderbouwing van
de chef sociale zaken goedgekeurd met uitzondering van de PvdA aldus de heer LAMBERS. De
wethouder heeft het voorstel gedragen en aangegeven welke zijn reserves waren. Het verbaast de
heer LAMBERS dan ook in hoge mate dat in de commissie middelen een totaal ander voorstel is
geconceptioneerd. Feitelijk had dit voorstel op deze wijze nooit in de raad mogen komen. Het
voorstel had terug moeten gaan naar de commissie middelen om opnieuw getoetst te worden aan
de wensen/normen zoals aangegeven in de commissie welzijn. Hij is akkoord met het voorstel maar
vindt het een vreemde gang van zaken.
De heer GORISSEN spreekt als volgt:
'Mijnheer de Voorzitter,
Om te beginnen wil ik stellen dat door de beperkte voorbereidingstijd het niet mogelijk was om mijn
vragen schriftelijk in te dienen voor de commissie welzijn waar sommige eigenlijk in thuis hoorden.
Waarschijnlijk ook weer door de tijdsdruk zijn enkele vragen die ik heb gesteld in de commissie
middelen niet duidelijk beantwoord. Het is jammer dat door van bovenaf opgelegde aanpassingen wij
een voor Steenbergen zo prima verordening moeten loslaten.
Helaas worden wij hiertoe gedwongen. Wat echter niet wil zeggen dat wij het hoofd in de schoot
moeten leggen. Er is op een goede manier getracht om een en ander tot een aanvaardbaar geheel te
brengen en wel op dusdanige wijze dat wij voor de minima toch nog wat overhouden. Al is het dan
niet zo veel.