11 Hij heeft de wethouder nooit persoonlijk aangevallen. Hij heeft hem altijd als college, als wethouder aangesproken. Als hij nu gaat zeggen, het is nog al wat die uitspraken die de heer Van Zantvliet doet, dan kan ik u vertellen, dat u eens een keer in de commissievergadering had moeten komen. U zou misschien wel eens gezegd hebben tegen de wethouder houdt er rekening mede het is een raadslid. De VOORZITTER merkt op dat niet via de man, maar via de bal moet worden gespeeld. De heer RASENBERG vraagt of het mogelijk is om in de commissie welzijn van mei een globaal inzicht te krijgen in de planning van 1992. De WETHOUDER neemt dit mee. Ter verduidelijking deelt de heer LAMBERS mede, dat het feit dat de VVD nu meegaat niet betekent dat zij instemt met de lokatiekeuze. Tevens betuigt zij geen instemming met het gevoerde collegebe- leid. Indien thans die ƒ.5.000,-- niet wordt gegeven komt het jeugdwerk later tekort in de exploita tie/ontwikkeling van allerlei aktiviteiten. Dat zou een verkeerde gang van zaken zijn. De bouwplan nen zijn voorbij. Als de mensen nu uit het potje van bouwen het geld kunnen besteden om aktiviteiten te ontplooien, dan is dit akkoord voor wat betreft de VVD. In dat geval loopt het jeugdwerk tenminste. De heer LAMBERS merkt op dat de wethouder voorbijgaat aan zijn tweede opmerking. De VVD vindt dat het college ic de wethouder in deze een wankelend beleid heeft gevoerd. De VVD is absoluut zeer ongelukkig met het gevoerde beleid. Het is de laatste tijd al wat vaker voorgekomen dat er wat beleid werd gecreëerd wat niet helemaal de instemming van de VVD kon krijgen. Dit hele onderwerp de Must is voor wat betreft de VVD een toonbeeld van het feit hoe het niet moet. Hij wil dit nog graag benadrukken. Wethouder HEIJMANS antwoordt het genoemde wankel beleid over te laten aan de interpretatie van de VVD. Hij is blij dat de meerderheid van de raad en het college daar niet zo over denkt. De VOORZITTER merkt op dat het college zich de opmerkingen wel aantrekt en er ook naar luistert. De WETHOUDER vindt niet dat een wankel beleid gevoerd is. Het betreft hier kritiek van een raadslid gebaseerd op een aantal argumenten, waarvan de WETHOUDER vindt dat de argumenten van het college gesteund door de meerderheid van de raad van grotere inhoud waren. Ten aanzien van de heer Van Zantvliet stelt de WETHOUDER nog eens heel duidelijk dat als hij ooit in een commissievergadering de heer Van Zantvliet op een of andere manier onheus bejegend zou hebben hij daar bij deze nog in het openbaar zijn verontschuldigingen voor wil aanbieden. Het is pertinent nooit zijn bedoeling geweest en dat zal het ook nooit zijn. Hij vindt met de heer Van Zantvliet dat politiek niet op de persoon mag worden gespeeld. Hij heeft de heer Van Zantvliet vanavond uitsluitend aangesproken op het feit dat hij heeft gezegd dat hij als portefeuillehouder de raad misleid en minacht zou hebben. Daar spreekt hij de heer Van Zantvliet op aan en dat trekt de WETHOUDER zich aan. De heer VAN ZANTVLIET antwoordt dat de Werknemerspartij een hele duidelijke reden heeft aangegeven waarom zij vindt dat de wethouder de raad heeft misleid en geminacht. Een ieder mag zich uitspreken. De WETHOUDER merkt op dat de Werknemerspartij zich niet uitspreekt, maar beschuldigingen uit. In de commissievergadering heeft de WETHOUDER zijn spijt betuigd dat hij te optimistisch is geweest ten aanzien van het eerste ambtelijke advies. Dat is zijn enige fout in deze zaak en die heeft hij ook toegegeven. Dat wil niet zeggen dat de WETHOUDER niet achter het inhoudelijke van deze zaak staat. Het misleiden en minachten van de raadsleden trekt hij zich aan en dat is pertinent niet het geval. De heer VAN ZANTVLIET vraagt wederom waarom de wethouder niet wil meewerken aan een kostenplan en exploitatie over de komende twee/drie jaar. In diverse commissies is hier al om gevraagd. De WETHOUDER antwoordt dat het onderhoudsplan ter inzage heeft gelegen. Voor wat betreft de aktiviteiten kan hij geen antwoord geven. Het is wel duidelijk dat dit het laatste is wat voorlopig voor de Must in financieel opzicht kan worden gedaan. Dit is de grens. De heer IJZERMANS merkt nog op dat de kwestie de Must misschien geen schoonheidsprijs verdient. Hij voelt zich wel aangesproken door de Werknemerspartij als zij zegt dat er niet juist is gehandeld. Indertijd toen de zaak ging spelen had de Werknemerspartij een wethouder in het college.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1992 | | pagina 51