7 13. AANPASSING/UITBREIDING INBRAAKBEVEILIGING BASISSCHOOL MARIA REGINA TE STEENBERGEN De heer VAN REIJEN deelt mede, dat de PvdA niet tegen het voorstel is. Echter het voorstel doorgelezen te hebben komt de fraktie tot de conclusie, dat er tussen de totale kosten te voldoen door de gemeente en de rijksbijdrage een verschil blijkt van f.590,=. Als dergelijke gevallen meer voorkomen, gaan de bedragen zich ophopen. In de commissie middelen heeft hij hierover al eerder gesproken. De fraktie vermoedt, dat de meerkosten het gevolg zijn van het feit, dat de school werkt met een hoofdaannemer, die op zijn beurt weer een onderaannemer inschakelt. De fraktie is van mening, dat een school het recht heeft om te werken met een hoofdaannemer. De gemeenschap dient dan niet voor het verschil in kosten op te draaien. Zij vindt verder, dat in dié gevallen uitsluitend de rijksbijdrage dient te worden vergoed. Wethouder HEIJMANS weet niet waar het verschil in kosten aan te wijten is. Dit is niet te lezen in het voorstel. De gemeente heeft ook geen zeggenschap over het aantrekken van een aannemer door een schoolbestuur. Wel heeft de gemeente zeggenschap over de kwaliteit van het geleverde produkt en het prijskaartje. Indien het inderdaad zo is als de heer van Reijen suggereert, dan zal het college dit nauwlettend in de gaten dienen te houden. De opmerkingen van de fraktie van de PvdA zullen worden meegenomen. De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college. 14. RONDVRAAG (BEGIN J. BROUWERS) De heer BROUWERS heeft al een aantal malen in de commissie openbare werken vragen gesteld over de verplaatsing van een aantal speelwerktuigen aan de Vriezendijk. De antwoorden in de commissie zijn voor de heer Brouwers tot op heden onbevredigend geweest. Verplaatsing zou op bezwaren stuiten in verband met een aangrenzend fietspad. De heer Brouwers is inmiddels ter plaatse geweest en heeft gesproken met de bewoners. De situatie is dusdanig, dat er een aantal speelwerktuigen geplaatst zijn op een punt grond van 40 m2. Daarnaast ligt een speelveld van enkele duizenden m2. De bewoners zouden overlast ondervinden van de spelende jeugd. Met name de samenscholing aldaar in de avonduren door een aantal jongeren in de leeftijd variërend van 14 tot 21 jaar roept weerstand op. Een van de bewoners heeft zelfs om die reden zijn huis te koop gezet. De bewoners zouden gebaat zijn met een verplaatsing van die speelwerktuigen. Hij pleit ervoor om hierover niet te moeilijk te doen. Hij vindt het betreurenswaardig, dat mensen zodanige overlast ondervinden dat zij daarvoor hun huis willen verlaten. Wethouder OOMS verkeert in de veronder stelling, dat de heer Brouwers spreekt over het terreintje ingericht voor de kleuters ter plaatse van de Vriezendijk. De wethouder waarschuwt voor het verplaatsen van de problemen. Een gesprek met de bewoners is dan ook nodig. Verder is hem van samenscholing ter plaatse niets bekend. Het grote veld zal verder als trapveld dienst moeten blijven doen zijns inziens. Nadat de heer BROUWERS de wethouder nog eens verduidelijkt heeft om welk speelterrein het precies gaat stelt de VOORZITTER voor, dat de wethouder en de ambtenaren van openbare werken ter plaatse gaan kijken en spreken met de bewoners. Wethouder OOMS nodigt de heer Brouwers uit mee te gaan. Hij neemt dit aanbod graag aan. De heer IJZERMANS vraagt bij een eventuele verplaatsing van de speelwerktuigen niet het bestemmingsplan Noord-Oost uit het oog te verliezen. Kopers van huizen hebben zich georiënteerd aan de hand van dit plan. De voorzitter bevestigt dit.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1991 | | pagina 43