-5-
5. VOTERING KREDIET AD F. 37.000,= T.B.V.
UITBREIDEN OPSLAGRUIMTE GEMEENTEWERK
PLAATS 14e WIJZIGING BEGROTING 1989 AD)
De RAAD besluit zonder discussie en hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel.
6. TIJDELIJKE AANSTELLING 3e WETHOUDER
De VOORZITTER stelt het voorstel aan de orde, en splitst de behan
deling in twee gedeelten, n.l.
1. de aanstelling van een derde wethouder
2. de benoeming.
1. aanstelling
De heer VAN REIJEN spreekt als volgt:
"De fraktie van de Partij van de Arbeid is vooralsnog om twee redenen
tegen de strekking van. dit voorstel.
Ten eerste zien wij de benoeming van een 3e wethouder nu niet als
direkt noodzakelijk. En dit o.m. naar aanleiding van de uitspraken van
de Commissaris van de Koningin op 15 februari j.l.. Deze zei de
benoeming van een nieuwe burgemeester te verwachten in de zomer of
uiterlijk in het begin van het najaar. Wanneer hij gelijk krijgt wordt
dat straks dus een burgemeesterloze periode van 3 a 4 maanden.En
daarin valt dan ook nog de vakantietijd. Een tijd waarin de besluit
vorming - begrijpelijk - op een véél lager pitje staat. Wil men zich in
zo'n periode ook nog indekken tegen allerlei zaken die men vreest, dan
bedient men zich van een angsthazerijwaarvan wij in ieder geval géén
voorstanders zijn.
Op z'n Brabants zegt men toch: "Als vandaag de hemel naar beneden valt,
hebben we morgen allemaal een blauwe pet".
Of zijn wellicht de beide zittende wethouders overtuigd van hun niet al
te grote durf en daadkracht?
Als dat niet zo is dan moeten ze zich maar eens spiegelen aan kollegae
in andere gemeenten. Sommigen trekken, in soortgelijke omstandigheden,
wèl de eigen kar.. En dat heeft nog financieel voordeel ook".
De heer REIJNDERS heeft ook problemen met het voorstel, omdat op
zijn nadrukkelijke vraag aan de commissaris der koningin, deze stelde,
dat de benoeming eind augustus kan worden verwacht en hij er alles aan
zou doen om een en ander te bespoedigen.
Mevrouw V.D. WATERING acht het gezien de huidige stand van de
benoemingsprocedure, de nu al zware belasting van de wethouders en het
gegeven, dat bij het wegvallen van een wethouder het college niet tot
beslissingen kan komen, zinvol een derde wethouder aan te stellen.
Mevrouw ONLAND-VAN HAAREN verklaart, dat haar fractie zich bij de
in het voorstel genoemde argumenten aansluit.
De heer FRANKEN deelt mee, dat zijn fractie het voorstel steunt.
De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming tot tijdelijke aanstel
ling van een derde wethouder.