-8- De heer HAGE gaat akkoord met de wijziging van het kalenderjaar in een jaar. Andere verruimingen zijn meer een doekje voor het bloeden dan nodig, maar zijn fractie gaat met het voorstel akkoord. Graag ziet hij ieder jaar een evaluatie en zo nodig een bijstelling. De raad zal de moed moeten hebben om, als het minimuminkomen boven de index wordt opgetrokken, het anders te gaan doen. Zijn fractie is nooit enthousiast geweest over het treffen van maatregelen op dit gebied op lokaal niveau. Men ziet nu in de diverse gemeenten verschillen optreden. Hij hoopt, dat deze materie op landelijk niveau geregeld gaat worden, waardoor de ongelijkheid ver dwijnt. Hij wijst er ook op dat in Steenbergen weinig gebruik gemaakt wordt van de bijzondere bijstandsregeling. De heer VAN ZANTVLIET verklaart, dat zijn fractie zich bij het betoog van de heer van Elzakker aansluit. Mevrouw VAN DE WATERING is het met de heer Hage eens dat het jammer is, dat de lokale overheid gedwongen wordt t.a.v. het minimabeleid voor zieningen te treffen. Zij ondersteunt het voorstel van de heer van Elzakker om na een jaar te evalueren en eventueel te herzien. De heer VAN SCHILT is het eens met het voorstel. Hij vraagt of het reeds bestaande steunfonds door deze regeling komt te vervallen en of van het steunfonds veel gebruik is gemaakt, zoals aantal mensen en bedragen. Voorts ziet hij graag stappen om de aanvraagdrempel te verlagen. Vaak durven mensen geen aanvraag in te dienen. Wethouder OOMS acht het een goede zaak na een jaar tot evaluatie over te gaan. De heer van Reijen die het voorstel toch nog als minimaal beoor deelt, wijst hij op de gezinnen, en die zijn er veel, die juist iets boven de minima zitten. Als de tegemoetkoming nog meer wordt verhoogd dan worden die gezinnen tekort gedaan. Ten aanzien van het verstrekken van reductiekaarten moet hij op zijn toezegging in de vorige vergadering terugkomen. De staatssecretaris ver biedt n.l. uitdrukkelijk het spontaan toesturen van reductiekaarten. Het steunfonds en het minimafonds zijn twee verschillende fondsen. Het steunfonds is een moederfonds, waaruit in 1988 f.4.578,= is uitge keerd. Het aantal deelnemers is in de toelichting op de begroting te vinden De heer VAN REIJEN acht het niet juist om, uit angst om de ene groep te kort te doen, de andere groep te korten. Dat de staatssecretaris verbiedt om de minima zonder meer een reductiekaart te verstrekken vindt hij geen reden om het daarom niet te doen. Een dergelijke ongehoorzaamheid zijn de minima best waard. Naar de heer Hage zegt hij, dat inderdaad het uitkeringsbeleid een rijkstaak zou dienen te zijn. De VOORZITTER is het er mee eens, dat inkomensbeleid een taak van het rijk is en de gemeenten daarin een terughoudend beleid moeten voeren. De grote vraag is de positiebepaling in het grensgebied van mininuminkomen en minimumloon. Hij acht het niet verstandig om ten aanzien van de reductie- kaart "ondeugend" te zijn, maar ziet meer in de mogelijkheden die indivi duele toetsing biedt. Hoe vervelend ook, de materie verlangt, dat men er iets voor moet doen om voor een tegemoetkoming in aanmerking te kunnen komen. Het is nu eenmaal een aanvullend beleid. In het kader van de voor lichting zal het college aan het minimafonds extra aandacht besteden. Alle uitkeringsgerechtigden zullen persoonlijk in kennis gesteld worden, ook over de introductiekaartHij denkt dan b.v. aan toezending, die gevolgd wordt door geldigverklaring. De heer VAN SCHILT meent, dat het aspect van drempelwerking daarmee niet is op te lossen.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1989 | | pagina 137