-7-
Wethouder OOMS verwacht, dat de kermisvakbond weet, dat het reglement de
termijn op een maand stelt. Hij acht het, omdat in gesprekken steeds van
vier weken is gesproken, moeilijk om een vergunning voor 28 en 29 mei te
weigeren, dit ook de raad gehoord hebbende.
De heer REIJNDERS meent, dat,
als alle belanghebbenden van vier weken zijn uitgegaan, dat dan over het
verschil van twee dagen in alle redelijkheid kan worden heen gestapt. Zeker
nu er overeenstemming is.
De VOORZITTER merkt op, dat er volgens het advies geen overeenstemming
is bereikt, want anders was de discussie niet nodig geweest. Het bereikte
compromis is immers door het dorpsfeestcomité afgewezen.
Wethouder OOMS heeft zich in de juiste termijnstelling niet verdiept,,
omdat hij, gezien het overleg er vast van overtuigd was, dat de braderie en
de kermis in de toekomst samen zouden gaan. Hij is er van geschrokken, dat
dit niet werd geaccepteerd.
De VOORZITTER vraagt waarin het probleem nu precies schuilt. Is het de
termijn of het niet doorgaan van het samenvallen van beide evenementen.
De heer HAGE vraagt of de kermisexploitanten al weten, dat de braderie
eventueel een week vervroegd wordt. Het lijkt hem, dat van twee dagen over
schrijding toch geen probleem zal worden gemaakt.
De VOORZITTER schorst om 20.17 uur de vergadering voor onderling over
leg.
De VOORZITTER heropent om 20.25 de vergadering.
Wethouder OOMS deelt mee, dat hij morgen contact zal opnemen met de ker-
misbond om te pogen deze zaak tot een oplossing te brengen.
De heer HEIJMANS acht dit onvoldoende en wil weten wanneer het comité de
vergunning krijgt.
De VOORZITTER stelt dat dit laatste niet kan worden gegarandeerd. Niet
de raad maar het college is tot beslissen bevoegd en het heeft dan te maken
met een vastgesteld kermisreglement
Als het om twee dagen overschrijding gaat dan is spreker geneigd
toestemming te verlenen. Maar het resultaat van de poging van wethouder Ooms
wil hij afwachten, want dat is een juiste procedure.
Indien de raad het college vraagt om de braderievergunning te verlenen
dan dient men een eventueel AROB-beroep of een financiële claim door de ker
misexploitanten te accepteren. Daarbij speelt de pachtopbrengst van f.2500,=
een rol.
De heer HEIJMANS betreurt de gang van zaken ook. Het dorpscomité wil wel
meewerken en samengaan met de kermis, maar een aantal verenigingen wil dit
niet. De reden daarvan is, dat de verenigingen activiteiten ontwikkelen voor
de verenigingskas en zij menen, dat samengaan met de kermis hen inkomsten
zal kosten.
De heer HAGE wil het door de voorzitter genoemde risico nemen, wel acht
hij dan de positie van wethouder Ooms t.o.v. de kermisbond moeilijk, want in
feite is er positief beslist.
De heer IJZERMANS vraagt of er van het overleg met de belanghebbenden
een verslag is gemaakt, zodat aantoonbaar is, dat over vier weken is
gesproken.
Wethouder OOMS antwoordt, dat er geen verslag is opgemaakt.
Er is gevoelsmatig gesproken over vier weken maar het ging in feite over
het compromis van het samenvallen van beide evenementen.