-5-
Zij vraagt om in de in voorbereiding zijnde kampeerverordening het
beleid t.a.v. de kampeervormen en plaatsen vast te leggen.
De VOORZITTER is het daarmee volledig eens en het college zal daaraan
graag meewerken.
De heer HAGE merkt op, dat het toeristisch kamperen de V.V.D.
aanspreekt. Met de genoemde beperkingen is hij het eens, want het moet
niet zo zijn, dat er concurrentie met de camping bij de Heense haven gaat
ontstaan. Hij denkt, dat de mensen, die voor de Heense Polder kiezen tot
een andere doelgroep behoren, dus juist niet naar een grotere camping
willen.
Ook de V.V.D. ziet graag een kampeerbeleid voor de toekomst. Enige
terughoudendheid is voorlopig vereist, omdat een versnippering zowel
planologisch als economisch niet goed is.
De heer VAN REIJEN herinnert er aan, dat zijn fractie zich steeds op
het standpunt heeft gesteld, dat een recreatieve ontwikkeling bij De Heen
zodanig moet zijn, dat het dorp dit aan kan. Hij vindt, dat een kleine
camping in de Heense Polder in dit plaatje past. Het beroep van het
C.D.A. en de V.V.D. voor een duidelijk kampeerbeleid ondersteunt zijn
fractie
Mevr. VAN DE WATERING vraagt of bij benadering te zeggen is wanneer de
camping kan worden gerealiseerd.
De VOORZITTER kan geen termijn noemen, omdat niet bekend is hoe de
provincie er over denkt of dat er beroep wordt ingesteld. Een vergelijking
met de grotere camping bij de Heense haven is niet te maken, omdat die een
heel andere geschiedenis kent.
De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel
7. WEIGERING TOT HET NEMEN VAN EEN VOORBEREIDINGSBESLUIT T.B.V. PERCEEL
GROENEDIJK 1
De heer HEIJMANS erkent de juridische juistheid van het voorstel, maar
hem gaat het erom, dat er al vijfendertig jaar een ruine ligt, die men nu
door nieuwbouw wil vervangen. Hij vindt dat pure winst, zeker als daarbij
de keurig opgeknapte Groenedijk wordt betrokken. Gezien de moeilijke
omstandigheden, waarmee de aanvragers te maken hebben gehad, doet hij een
beroep op de raad om te helpen, ook al houdt dit wellicht een klein
precedent in. Gebeurt dit niet dan blijft de gemeente opgescheept zitten
met een ruine.
De VOORZITTER vindt het ruine-argumentniet houdbaar, als men
daarvan de consequenties overziet. De persoonlijke aspecten kan men wel in
het geding brengen, maar het standpunt van gedeputeerde staten t.a.v.
burgerbouw in het buitengebied laat aan duidelijkheid niets te wensen
over. De raad heeft dit bij aanzienlijk minder afwijkende gevallen
meermalen ondervonden.
Mevr. VAN DE WATERING vraagt of de eigenaar daar zelf wil bouwen of de
grond wil verkopen.
De VOORZITTER is dit niet bekend, maar een garantie is daarover toch
niet te geven.
De heer IJZERMANS vindt toch, dat er van een uitzonderlijke situatie
sprake is, omdat daar vroeger een woning gestaan heeft. Zijn vraag is of
de eigenaar er destijds van op de hoogte is gebracht, dat de bestemming
gewijzigd is. Hij weet, dat de fundering nog aanwezig is en is er dan geen
sprake van een herbouwmogelijkheid.