-4-
Mw. ONLAND-VAN HAAREN acht dit wel mogelijk, maar dan in het kader van ander
toezicht, zoals t.a.v. parkeren en surveillances. Al worden er maar enkele
voorbeelden gesteld; daar zal een preventieve werking van uit gaan.
De VOORZITTER denkt dat het zou kunnen worden meegenomen in gewone surveillances,
want mankracht voor gerichte controle ontbreekt.
B W willen best de controle in eigen beheer uitvoeren, maar dan moet de
belasting zo verhoogd worden, dat er een parttime kracht uit te betalen is.
Daarnaast moet ook het openbaar ministerie bereid zijn om aan vervolging van
de overtreders mee te werken.
Mw. ONLAND-VAN HAAREN is bereid een dergelijk voorstel positief te benaderen,
maar de belasting moet niet onredelijk hoog worden. Zij vraagt het college
om de mogelijkheden nader uit te werken.
Mw. V.D. WATERING deelt mee, dat de Werknemerspartij niet erg gelukkig is met
het voorstel en liever had gezien, dat eerst de algemene beschouwingen waren
afgewacht. Haar fractie kaart daarin n.l. dit probleem aan.
De VOORZITTER merkt op, dat als nu niet tot belastingverhoging wordt besloten
de voorgenomen ingangsdatum 1 januari 1988 niet kan worden gehaald. Dat geeft
problemen, want de verhoging is in de concept-begroting 1988 verwerkt.
Mw. V.D. WATERING vindt toch, dat de raad tegelijk met de tariefsverhoging
bestrijdingsmaatregelen mag verwachten en dat is nu niet het geval. Ook vorig
jaar heeft haar fractie bij de algemene beschouwingen om een concrete aanpak
gevraagd. Zij heeft weinig resultaat gezien. Het aanwijzen van een terrein leidt
er ook toe, dat men de uitwerpselen dan wel zelf opruimt. Dit is in eigen
belang, want de ander doet het dan ook. Als uitlaatplaats denkt zij aan het
terrein achter de veiling en mogelijk zijn er nog wel enkele te vinden.
Schepjes of automaatjes zouden ook aan een schoner milieu kunnen bijdragen,
terwijl aanpassing van de A.P.V. eveneens te overwegen is.
Dit alles in aanmerking nemend ziet zij toch liever, dat het B&W-voorstel
wordt aangehouden.
De heer HAGE verklaart, dat zijn fractie tegen de verhoging op zich geen
bezwaar heeft. Als zoals de heer van Reijen suggereert de tweede hond tot
60,of 70,wordt belast dan komt men toch aan een opbrengst van
60.000,en dan is te denken aan een parttime kracht.
De VOORZITTER meent, dat dan ook een verhoging voor de eerste hond redelijk
is en de haalbaarheid van een controleur dichterbij brengt. Overigens is
de door B&W voorgestelde verhoging al in de algemene middelen van de begroting
1988 verwerkt en biedt dus geen ruimte voor extra maatregelen. Die zijn alleen
te bereiken als er extra verhoogd wordt.
De heer REIJNDERS heeft ook moeite met het voorstel, omdat daaraan geen con
crete maatregelen zijn gekoppeld. Hij sluit zich aan bij het C.D.A., de
P.v.d.A, en de W.P. om eerst een plan op te stellen tot een concrete aanpak
en dat niet te beperken tot controle op de hondenbelasting, die alleen voor
de algemene middelen wordt aangewend. De landelijke ervaring leert, dat
verhoging van de belastijng niet tot vermindering van het aantal honden leidt.
Hij wil eerst wel eens weten welke verhoging nodig is om een parttime con
troleur aan te stellen, want het gaat om een kleine groep uit de hondenbe
zitters, die de vervuiling veroorzaken.
Mw. ONLAND-VAN HAAREN zegt, dat het C.D.A. met de verhoging akkoord gaat
mits die opbrengst gebruikt wordt voor de bestrijding van de verontreiniging
door honden. Nu de voorgestelde verhoging reeds in de begroting 1988 is
verwerkt kan best 14.000,geput worden uit de ontstane meevaller van
1 14.000,
De VOORZITTER denkt dat dat niet zo gemakkelijk zal zijn i.v.m. de stads- en
dorpsvernieuwingsplannen. Als de raad maatregelen wenst dan dient hij de
belasting extra te verhogen.