De prognoses van de Kamer van Koophandel wijzen duidelijk in die richting.
De heer VAN REIJEN vraagt zich af of het dan niet meer effect heeft om 300.000,
te besteden voor een echt werkgelegenheidsbeleid.
De VOORZITTER is het hier niet mee eens, want het gaat om een rijkssubsidie van het
ministerie van economische zaken. Eis is dan ook, dat het moet gaan om een potentiële werk-
gelegenheidsmogelijkheid, dus arbeidsplaatsen. Gegeven is, dat een dam de afsluiting van
een aantrekkelijke arm van het vaarrouteplan betekent en dus het gehele plan aantast.
Het gaat erom, dat rijk, provincie en gemeente ieder hun aandeel leveren. Voor de gemeente
Steenbergen is deze zaak voor de toekomst bijzonder belangrijk.
De her VAN REIJEN vraagt of de gemeente het dan ook belangrijk genoeg vindt om een
zelfde bedrag uit te trekken voor een bedrijvencentrum waar de werkgelegenheid primair
staat.
De VOORZITTER vindt dit geen behoorlijk voorstel, omdat het een koppeling betreft
en een verdubbeling van het crediet, waarvoor geen financiële ruimte is.
De heer VAN REUEN lijkt het dan beter om de beslissing aan te houden tot dat de staats
secretaris heeft beslist. Bij een negatief besluit zou de gereserveerde 300.000,voor
een bedrijvencentrum besteed kunnen worden, hetgeen ook de heer UZERMANS bepleit.
De VOORZITTER merkt op, dat het eerste deel van hetgeen de heer van Reijen opmerkt,
precies hetzelfde is als wat b&w steeds hebben betoogd. Een andere besteding is thans niet
aan de orde en koppeling behoeft niet plaats te vinden. B&W zijn bereid om, als er middelen
zijn en mogelijkheden worden gezien, de werkgelegenheid te stimuleren. Dat kan b.v. via
het R.W.I. en de commissie werkgelegenheid.
De heer VAN REUEN handhaaft zijn voorstel.
De heer VAN SCHILT, VAN RIESSEN en FRANKEN verklaren zich tegen het voorstel.
De VOORZITTER concludeert, dat het voorstel geen steun van de andere fracties geniet.
De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming het voorstel te verwerpen.
Tariefstelling CA.I-abonnement (nr. 3.5)
P.v.d.A.
De VOORZITTER stelt aan de orde het voorstel van de P.v.d.A. om als intentie uit
te spreken, dat bij de definitieve vaststelling van het C.A.I.-tarief geen andere bedragen
zullen worden gehanteerd dan die welke in de brochure zijn genoemd.
B&W zijn van mening, dat op de eerste plaats het tarief kostendekkend zal moeten zijn,
maar ook zo laag mogelijk.
De heer VAN REUEN blijft bij zijn voorstel, omdat door de brochure en de gegeven
voorlichting veel mensen abonnee zijn geworden. Hij vreest opzeggingen als de gemeente
zich daaraan niet houdt met als gevolg nog hogere tarieven.
De heer VAN ELZAKKER verklaart, dat het C.D.A., als het om een intentie gaat, het voor
stel van de P.v.d.A. steunt. In eerste instantie vindt ook het C.D.A., dat de gemeente zich
aan het tarief,dat de mensen is voorgeschoteld, moet houden. Mocht blijken, Jat er iets aan
gedaan moet worden dan verwacht hij daartoe een voorstel van b&w en dat kan dan worden be^
zien. Hij doet een dringend verzoek aan het college om zoveel mogelijk met de gedane
beloftes rekening te houden. Daarom steunt zijn fractie de voorgestelde intentieverklaring.
De VOORZITTER meent, dat dit niet kan. Als mocht blijken, dat de aangenomen tarieven
niet toereikend zijn en de raad wenst zich daaraan toch te houden, dan zal de raad terug
moeten nemen, dat de C.A.I. kostendekkend moet zijn.
Hij acht het ongewenst nu een intentie uit te spreken, terwijl de zaak nog niet rond is.
De heer VAN ELZAKKER moet de voorzitter daarin wel gelijk geven. Het C.D.A. heeft zich
in eerste instantie dan ook beperkt tot een aanraden. Mocht een en ander niet mogelijk zijn
dan beslist de raad na afweging op een desbetreffend voorstel. Zijn fractie is ook voor
een kostendekkende exploitatie.
De VOORZITTER antwoordt, dat b&w een voorstel zullen doen met als uitgangspunt: kosten
dekkende tarieven.
De heer ABBENHUIS vindt, als voorzitter van de C.A.I.-commissie, de discussie wat
prematuur. Voorzover bekend ziet het kostenplaatje er niet ongunstig uit. Duidelijk is, dat
de tariefhoogte het aansluitpercentage beinvloedt. Overeind blijft, dat de exploitatie
kostendekkend moet zijn. Zijn fractie steunt het P.v.d.A.-voorstel niet.
De heer ADRIAANSEN verklaart namens zijn fractie, dat de C.A.I. kostendekkend zal
moeten zijn. Zij staat dus niet achter het P.v.d.A.-voorstel.
De heer UZERMANS waarschuwt er voor, dat door een hoger tarief als voorgehouden, het
aantal abonnees daalt. Hij vraagt wat het college dan doet.
De VOORZITTER meent, dat eerst het voorstel van b&w moet worden afgewacht. De raad
beslist en kan bepalen een bijdrage uit de algemene middelen toe te voegen.
7