VASTSTELLING VAN DE "VERORDENING, REGELENDE DE VERGOEDING VOOR WERKZAAMHEDEN EN DE TEGEMOETKOMING IN DE KOSTEN VOOR LEDEN VAN DE RAAD EN LEDEN VAN EEN COMMISSIE" Uittreksel vergaderverslag CIE GEMEENTEWERKEN "Na een uitvoerige discussie volgen de volgende conclusies 1. de heren ABBENHUIS en IJZERMANS komen er a0s0 donderdag op terug; 2. MevrONLAND- VAN HAAREN en de heren VAN RIESSENHEIJMANS en VAN SCHILT zijn van oordeel dat de door de minister vastgestelde maxima aangehouden dienen te worden en tarief 1983 als vertrekpunt dient te gelden De heer VAN SCHILT verklaart zich op persoonlijke titel akkoord; het fraktie- standpunt is hem niet bekend" Uittreksel vergaderverslag CIE FINANCIEN "De heer ADRIAANSEN vreest, dat de bedoeling van de raad tijdens de vergadering van 15 december 1983 niet goed is overgekomenHij stelt, dat de bedoeling van zijn be toog was om wederom over te gaan tot vaststelling van de vergoeding voor raads leden op het maximaal door de minister toegestane bedrag en derhalve vanaf 1 januari 1984 gebracht zou moeten worden op f5.410, Hij weet, dat het merendeel van de raad niet tijdig had ingeziendat de ver hoging per 1 januari 1983 was bedoeld om de sterk gestegen sociale lasten en belas tingen op te vangen en dat bevriezing een forse achteruitgang betekendeOm die reden is getracht om de bevriezing van 1 januari 1983 ongedaan te maken, doch blijk baar is deze bedoeling niet goed overgekomen De gehele COMMISSIE is het eens met het betoog van de heer Adriaansen" De heer HEIJMANS merkt op, dat voor de bepaling van de vergoeding als vertrekpunt 1983 moet gelden en niet 1982. Hij verwijst daarbij naar de argumenten, die de commissies hebben aangevoerd. Hij stelt nu de vergoeding op 5.410,te bepalen. De heer IJZERMANS acht ook dit jaar het niet juist om de vergoeding tot het maximum vast te stellen. Ten opzichte van de burgers en vooral de minimum-inkomens en uitkeringsgerechtigden vindt hij dit niet reëel. Als dan iedereen geconfronteerd wordt met belasting- en huurverhogingen dan komt het vreemd over, dat de overheid wel haar eigen presentiegeld verhoogt. Vorig jaar was de raad het op deze over weging met elkaar eens, daarmee een voorbeeld stellend. Nu dit blijkbaar maar voor één jaar is is de intentie mager en zet geen zoden aan de dijk. Hij stelt voor om het presentiegeld op het huidig peil te bevriezen. Men zal dan als raad geloofwaardiger overkomen. Onverklaarbaar vindt hij het dat in de com missies is gesproken over het geheel ongedaan maken van de bevriezing. Daar wenst hij niet aan mee te doen. Hij stemt dan ook tegen het voorstel van het college en dat van de heer Heijmans. De heer ABBENHUIS is niet voor verhoging, maar kan wel met het B&W-voorstel meegaan. Het voorstel van de heer Heijmans komt neer op een éénmalige schenking van 300,Dat lijkt hem niet juist, gezien de uitgesproken intentie vorig jaar» De heer ADRIAANSEN wijst er op, dat hij, en met hem meerdere leden, in 1983 niet hebben begrepen waarom de minister de vergoeding verhoogde. In de commissievergadering heeft de chef financiën duide lijk uiteengezet waarom in 1983 het bedrag van 5.027,werd opgetrokken naar 5.315,--. Dat hield n.l. verband met de verhoging van o.a. de A.K.W. en A.B.W.Z.. Dit is nu voor de commissie financiën aanleiding geweest om de bevriezing op te heffen en tot de maximale vergoeding van 5.410,te ad viseren. Hij is het daarmee eens. De heer VAN RIESSEN verklaart, dat het C.D.A. zich achter het voorstel van de heer Heijmans en Adriaansen schaart. De VOORZITTER vindt, dat als de minister een maximum bedrag vaststelt een raadslid daarop volledig recht heeft. Zijns inziens staan belasting- en huurverhogingen daar buiten. Als een raadslid zijn fünktie goed vervult dan kost hem dat in tijd en andere zaken meer dan de vergoeding. Bovendien is men bewust afgestapt van het presentiegeld, omdat een raadslid veel meer dan vroeger bij allerlei zaken wordt betrokken, waaronder veel vergaderingenen besprekingen. Als de regering, die toch sterk be zuinigt, tot een verhoging komt, is daar zeker alle reden voor. Overigens is iedereen vrij in zijn mening. De heer IJZERMANS erkent wel, dat het een tegemoetkoming in de kosten betreft, maar er zijn zoveel mensen, die goed werk voor steeds minder verdiensten moeten leveren. En bij hen wordt het gewoon opge legd. Hij blijft bij zijn voorstel» De heer HEIJMANS wenst stemming over zijn voorstel de vergoeding op 5.410,vast te stellen. De VOORZITTER constateert, dat dit het verstrekkendst is en dat het gesteund wordt door de W.P» en het C.D.A.Hij brengt het voorstel van de heer Heijmans in stemming

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1984 | | pagina 7