Ook in het geval, dat een positief resultaat niet mocht worden bereikt. Hierover dient een begroting te worden opgesteld en duidelijke afspraken te worden gemaakt" Uittreksel vergaderverslag CIE FINANCIEN "De heer HOENDERVANGERS en mevr. VAN NISPEN-AARDEN zijn het met het voorstel van het college volstrekt oneens. Zij vinden, dat op deze plaats een woning bouwen zonder problemen moet kunnen. Wethouder HAGE stelt, dat het hier een agrarisch gebied betreft, waarvoor speciale regels gelden. Het toestaan van woningbouw hier schept precedenten met alle gevolgen van dienNaar aanleiding van de opmerking van de wethouder wil de secretaris nog opmerkendat het opvullen van gaten in lintbebouwing met woningbouw soms kan leiden tot hoge financiële offers. Zodra deze wegen namelijk volgebouwd raken is men al snel geneigd om als redelijke eis trottoirs riolering en aanpassing van het wegenprofiel te vragen. De kosten daarvan kunnen dan veelal alleen door verhoging van de onroerend-goedbelastingen worden goedgemaakt. Een andere mogelijkheid is de invoering van een bouwgrondbelasting in welk geval de eigenaren van panden, die daar van oudsher al staan, geconfron teerd kunnen worden met een aanslag van f10.000,-- of meer, hetgeen dan een gevolg is van het aannemen van een vriendelijke houding ten opzichte van anderen" Mevr. VAN NISPEN-AARDEN meent, dat de bouw van de gevraagde woning juist een goede zaak is. Het betreft lintbebouwing en juist ter plaatse is een open stuk. Om dit gebied agrarisch te noemen vindt zij een achterhaalde zaak. Er staan veertien huizen op een rij, waarvan slechts één min of meer agrarisch. Het ligt, practisch gezien, voor de hand om het gat tussen veertien woningen op te vullen. Zij acht het wel redelijk de kosten, die de gemeente voor de planwijziging moet maken, op de bouwer te verhalen. De VOORZITTER vraagt Mevr.v. Nispen-Aarden of zij accepteert,dat in het landelijk gebied burgerwoningen worden gebouwd als daarom wordt gevraagd en zo neen, waar de scheidslijn ligt. Mevr.VAN NISPEN-AARDEN wenst dit niet. De VOORZITTER wijst er op, dat B&W al op verscheidene aanvragen om het bouwen van een burgerwoning afwijzend hebben moeten beschikken. Mevr. VAN NISPEN-AARDEN acht deze vergelijking nu niet opgaan. Als de aanvraag een verlenging van de lintbebouwing betrof dan zou zij bebouwing niet voorstaan. Nu het het opvullen van een open stuk tussen woningen en dat binnen de bebouwde kom betreft is er van bouwen in het buitengebied geen sprake. Bovendien zijn de meeste woningen in de rij tijdens de laatste 15 jaar gebouwd, en zij ziet niet in waarom nu ineens een tussenliggend perceeltje agrarisch is. Ook in de Molenstraat, midden in de kom, komt agrarische bestemming voor, ook dat is onlogisch en is planherziening op z'n plaats. De VOORZITTER spreekt het argument, dat het het bebouwen van een tussenperceel betreft wel aan. Inderdaad is dit binnen een beleidslijn te passen en is er geen precedentwerking. De heer VAN ECK steunt het voorstel van B&W, maar heeft ernstig bezwaar tegen de suggestie van Mevr.. VAN NISPEN-AARDEN om de kosten op aanvragers te verhalen. Dit zou inhouden, dat als men maar geld genoeg heeft men een bestemmingsplan gewijzigd kan krijgen. De gemeente zou dan wel de verkeerde kant uitgaan. De VOORZITTER verklaart, dat B&W dat ook absoluut niet van plan waren en zijn. Als er een planwijziging komt dan is het een zaak, ook financieel,voor de gemeente. Mevr. VAN NISPEN-AARDEN kwam op die gedachte omdat de eigenaar de grond wil verkopen. De heer HOENDERVANGERS, meent dat de geest van de wet uitgevoerd moet worden. De plaatselijke situatie moet tot de conclusie leiden, dat het "aangebreide" bebouwing betreft, die wordt opgevuld. Bij de vaststelling van het buitengebied zal die bebouwing tot de kom gerekend moeten worden. Voor behoefte aan trottoirs e.d. behoeft niet te worden gevreesd, want de struktuur van de Molenweg leent zich daar niet voor. De heer FRANKEN vindt het vreemd, dat voor dat het bijna gereed zijnde bestemmingsplan Buitengebied ter visie komt, de raad een planwijziging zou gaan doorvoeren. Zijn fraktie steunt het voorstel van B&W. De heer VAN DE KAR vindt, dat de eerlijkheid gebiedt te erkennen, dat het bouwen van een woning op een open stuk in de bebouwing juist een goede zaak is. Hij is er wel voor om de eigenaar de wijzigingskosten in rekening te brengen. Er ontstaat immers een waardevermeerdering van de grond. De VOORZITTER brengt het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming. Vóór stemmen J. v.. Eek, P. Abbenhuis, D. Hage en C. Franken. Tegen stemmen: A. Heijmans, C. Ooms, C. Hoendervangers, E. v. Riessen, A. v. Nispen-Aarden, L. v.d. Kar, H. v. Elzakker, N. Onland- v. Haaren, J. v. Schilt en A. Adriaansen. -7-

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1983 | | pagina 136