-10-
kingen bijgewoond.
Alles is op een rijtje gezet, maar men kon het niet eens worden. Er zijn toen
ambtelijk verschillende modellen ontwikkeld, zoals a) huidige regeling, b)
raadsvoorstel van februari, c) draagkracht, d) 50% subsidie en e) regeling
van Woensdrecht en van Ossendrecht.
Het college heeft toen besloten de diverse mogelijkheden aan de commissie
financiën voor te leggen. Deze commissie ging toen akkoord met een draagkracht
regeling.Hij is zeer teleurgesteld, dat de raad nu toch opmerkingen maakt.
Hij vindt dit voor het leerjaar 1981/1982 een goede en haalbare regeling.
De VOORZITTER voegt hieraan toe, dat B&W zich voorstellen om na 1982 een
subsidieverordening aan te bieden, die uitgaat van de beschikbare middelen voor
deze onderwijssoort.
De heer VAN ECK handhaaft zijn mening, dat een verhoging van 50% in geen
enkele verhouding staat tot wat de gemeente ontvangt. Dit is 9.000,== S
10.000,== en de deelnemers betalen de helft meer.
Hem steekt ook nog in het vorige voorstel, dat men daarin de hoop uitsprak, dat
door de verhoging wel een aantal deelnemers af zou vallen. Hij vindt dit beneden
de maat.
Wethouder OOMS vindt, dat als men prijs stelt op muziekonderwijs voor zijn
kinderen men daarvoor financieel wat voor over moet hebben. Voor meerdere kin
deren uit één gezin geldt een aanmerkelijke reductie.
De heer VAN ECK kent verschillende ouders, die gedwongen door de sterke
verhoging, hun kinderen van de muziekschool af zullen moeten halen.
De VOORZITTER wijst er op, dat in het kader van de matiging de raad voor
meer van dergelijke beslissingen zal komen te staan. Dit voorstel past geheel
in de lijn van het subsidiebeleid voor alle sectoren. Niet vergeten moet worden,
dat de gemeente de kosten gepresenteerd krijgt en dat slechts een gedeelte wordt
verhaald op de direct belanghebbenden. De financiële mogelijkheden van de gemeente
nu laat geen ander beleid toe en het zal nog wel erger worden. Muziekonderwijs
is een zodanige voorziening, dat men moet afwegen of het de kosten waard is dan
wel of het betaalbaar is.
Het toekomstig subsidiebeleid zal er van uit moeten gaan, hoeveel de ge
meenschap er voor over heeft en de rest moet door de belanghebbenden worden opge
bracht. Hij raadt af om bij het eerste het beste geval hiervan af te wijken,
want dan komt men in moeilijkheden bij volgende beslissingen. Het gebruikelijke
niveau van subsidiëring zal toch moeten verminderen.
De heer VAN ECK begrijpt de strekking van het betoog van de voorzitter
wel. Zijn voorstel haakt daar inhoudelijk op in, want door bevriezing van de
bestaande situatie en het tegelijk zoeken naar andere wegen, zoals een nieuwe
subsidie-verordening en overleg met Roosendaal, is er duidelijk sprake van pas
op de plaats en heroverweging in de toekomst.
De VOORZITTER merkt op, dat B&W, gezien de zeer hoge kosten, vinden, dat
er nu al iets moet gebeuren en dat ook de direct belanghebbenden in de verhoging
moeten bijdragen. Het college doet dit uiteraard niet van harte.
De heer VAN ECK blijft er bij, dat een verhoging van 50% een wanverhoging is.
Over een redelijke verhoging was mogelijk te praten geweest.
De heer VAN MEER meent, dat het zeer de moeite waard is om aansluiting bij
Roosendaal te onderzoeken. Het verschil in kosten voor een Kruislaridse cursist
t.o.v. een Steenbergse is frappant. De iets grotere afstand tussen Bergen op
Zoom en Roosendaal lijkt hem nauwelijks van invloed.
Wethouder OOMS zegt, dat Roosendaal pas kosten kan opgeven als men de
groepsindeling voor het nieuwe schooljaar kent.
Mevr. VAN NISPEN deelt mee, dat de fractie van het C.D.A. het B&W-voorstel on
dersteunt. Zij wil er wel op wijzen, dat Roosendaal geen rekening houdt met draag
kracht en dat vindt zij toch wel een nadeel. Voor sommige instrumenten zijn de
tarieven hoog. Dat moet ook goed bekeken worden.
De heer HAGE herhaalt zijn vraag over meer differentiatie in de tariefsbe
paling. Met de verhoging als geheel is hij het wel eens.
Wethouder OOMS ziet daartoe geen aanleiding. De maatstaf is alleszins rede
lijk.