- 7 op de gewenste plaats plannen voor een stortplaats voort te zetten. Hij is het met de heer Hage eens, dat er hard gezocht moet worden naar een andere lokatie. Het ontmoet geen enkel bezwaar om daarbij de fa. Jaartveld te be- t rekken De heer HEIJMANS vindt ook, dat de gemeente nog te weinig afweet van de consequenties van de aanleg van een stortplaats. Hij vraagt zich af of de gemeente er zo gelukkig mee moet zijn, dat het A k -tracé van de Zoomweg vlak langs de woonwijk ligt. Komt deze weg wat noordelijker dan is er minder overlast en hoeft er maar één kunstwerk aangelegd te worden. Hij stelt voor om de raad door de fa. Jaartsveld volledig te laten informeren en pas dan een beslissing te nemen. De raad weet er nu nog te weinig van. De VOORZITTER wijst er op, dat als de gemeente haar eigen keuze voor het A-A-tracé onmogelijk wil maken, zij dan daar een stortplaats moet aan leggen. Op financiële gronden zou er dan wel eens een tracé kunnen worden vastgesteld, dat de gemeente niet wil. Er zijn ook andere planologische be zwaren en:het probleem van de afstand tot de woonwijk Noord-Oost. Het vragen om meer inlichtingen heeft eerst dan zin als de raad zich in principe niet tegen de locatie verzet. De heer RADEMAKERS meent, dat ook al zou de aanleg van de Zoomweg geen probleem zijn ,er nog tal van andere bezwaren zijn, die op zich al zwaar genoeg wegen om "neen" te zeggen. Een van de grootste bezwaren is z.i. de afstand tot de woonwijk. Hij wijst alleen al op het grote aantal vogels dat op en rond een stortplaats te vinden zijn en zeker veel hinder aan de bewoners zal veroorzaken. Het lijkt hem best mogelijk om van de sterfputten weer landbouwgrond te maken. De heer VAN RIESSEN deelt mee, dat voor het C.D.A. de korte afstand tot de woonwijk die mogelijk in westelijke richting wordt uitgebreid, zwaar weegt. Vooral om die reden is het C.D.A. tegen de gevraagde locatie. De heer HAGE is ook bang, dat als de gemeente deze kans laat schieten, zij over enkele jaren voor zeer hoge kosten zal komen te staan. De consequentie van een drie- of viervoudige vermeerdering van de reinigingsrechten wordt daardoor nu al genomen. Graag ziet hij zijn vraag beantwoord, waarom voor de aanleg van de bezinkputten het bestemmingsplan niet is gewijzigd. De VOORZITTER antwoordt, dat het uitbreidingsplan in hoofdzaak geen gebruikvoorschriften kent in tegenstelling tot het thans in voorbereiding zijnd bestemmingsplan landelijk gebied. De heer VAN SCHILT wijst er op, dat een regionale stortplaats niet persé in Steenbergen zal komen te liggen. Dat kan ook elders in het Streekgewest zijn. De heer HEIJMANS betreurt het, dat blijkbaar tijdens deze vergadering een beslissing moet vallen. Hij stelt voor om de fa. Jaartsveld aan de raad tekst en uitleg te laten geven over de plannen en eerst daarna te beslissen. Met name de vrees voor het uit de hand lopen van de kosten in de toekomst brengt hem daartoe. De overlast van vogels lijkt hem niet aanwezig bij gecontroleerd storten, mits dat goed geschiedt. De heren BATEN en HAGE steunen dit voorstel. De heer VAN RIESSEN is graag bereid om met de fa. Jaartsveld overleg te plegen, als het een andere locatie betreft. De thans vastgestelde plaats is voor het C.D.A. onaanvaardbaar. De heer HEIJMANS vraagt stemming over zijn voorstel de beslissing aan te houden, tot na een informele bespreking met de aanvrager. De VOORZITTER brengt dit voorstel in hoofdelijke stemming. Vóór stemmen A.Heijmans, D.Hage en M.Baten Tégen stemmen M.v.Meer, M.Onland-van Haaren, E.v.Riessen, A.v.Nispen-Aarden H.van Elzakker, J.v.Schilt, A.AdriaansenJ.v.Eck, C.Ooms, CHoendervangersL.v.d.Kar, C.Rademakers De VOORZITTER concludeert, dat het voorstel van de heer Heijmans met 12 tegen en 3 voor is verworpen. De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming om geen planologische medewerking voor de aanleg van een vuilnisstortplaats aan de Oost Groeneweg te verlenen.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1981 | | pagina 141