-6-
Deze uitspraak is slecht gevallen.
De heer HOENDERVANGERS is dit niet bekend en heeft daarover ook geen
rapport in B&W gezien. De heer ADRIAANSEN vindt het wel zeer vreerrtd dat
B&W niet toezien dat een ambtenaar rapport uitbrengt over een kwestie,
waarin door het college zo duidelijk tegenover de raad is uitgesproken
dat zij naar een minnelijke oplossing zouden streven."
De heer VAN DE KAR betreurt het, dat de verslaggeving zich t.a.v. de
door hem gemaakte opmerkingen beperkt tot het aanhalen van een uitlating
van een ambtenaar. Hij ziet graag nadere uitleg van wethouder Ooms over
de gang van zaken.
Wethouders OOMS wil vooraf stellen, dat de commissie zich duidelijk
heeft uitgesproken over wat wel en wat niet genotuleerd moest worden en
zo is geschied.
De heer VAN DE KAR voelt zich niet prettig, omdat niet is opgenomen,
de inleidende bespreking, maar wel letterlijk een door de heer Dam geuite
klacht. Dat plaatst de kwestie teveel op het persoonlijk vlak en dat was
de intentie van het besprokene niet, maar een onderdeel daarvan.
De VOORZITTER houdt overeind, dat de commissie zelf besloot om de ver
slaggeving te beperken, zodat de rapporteur geen blaam treft.
De heer VAN DE KAR erkent dit, maar vindt het frappant, dat daar dan
een opmerking met naam en toenaam wel wordt opgenomen maar aan een tien
minuten durende voorbespreking, die tot deze aanhaling leidde geen aan
dacht wordt besteed. De genoemde uitlating staat nu op zichzelf en komt
daardoor extra hard over.
Wethouder OOMS deelt mee, dat hij daags na de afwijzing van het be
roepschrift door de raad contact met de behandelend ambtenaar heeft opge
nomen. Deze heeft daarna, bij afwezigheid van de heer Dam, aan mevr. Dam
de brief van B&W afgegeven met de mededeling, dat desgewenst graag verder
overleg mogelijk was. Enkele dagen later heeft de heer Dam getelefoneerd
en tijdens dat drie kwartierdurend gesprek kwam naar voren, dat de heer
Dam alleen die betonnen schuur wilde bouwen en over geen andere mogelijk
heid wenste te praten. De betreffende ambtenaar kon hierop, gezien het
unanieme raadsbesluit, uiteraard niet ingaan.
Overigens merkt spreker terzijde op, dat ook al zou er een bouwvergun
ning worden verleend de schuur toch niet kan worden geplaatst, omdat de ei
genaar dit niet toestaat.
De heer VAN DE KAR herinnert er aan, dat de raad met B&W had afgesproken,
om te proberen met de heer Dam een minnelijke schikking te treffen. De eer
ste drie weken heeft de gemeente geen enkel contact met de heer Dam opgeno
men. Hij zou willen voorstellen om deze kwestie uit openbare behandeling
te halen en de aan de raad toegezegde afspraak, met betrokkene in contact
te treden, na te komen.
Wethouder OOMS antwoordt, dat daags na de bedoelde raadsvergadering de
brief persoonlijk is aangegeven.
De heer VAN DE KAR vindt de door gesignaleerde uitlating van een ambte
naar aan de heer Dam niet passen in de geest van de raadsbes1issing
De VOORZITTER wil wel stellen, dat geenszins vaststaat, dat die ambte
naar dat ook werkelijk gezegd heeft en zeker niet in die context en met die
bedoeling. Uit alles blijkt, dat de ambtenaar met een grapje heeft willen
duidelijk maken, dat de heer Dam van zijn kant ook enige tegemoetkoming
moest tonen. Zeker is, dat niet is gezegd, datgene dat nu is aangehaald,
want dat zou niet passend zijn geweest. Dat heeft de ambtenaar hem persoon
lijk verklaard
De heer VAN DE KAR is vooral teleurgesteld over de manier, waarop B&W de
kwestie hebben afgedaan, nl. via een ambtenaar. Na de raadsvergadering heeft
hij met wethouder Ooms afgesproken, dat er een avond zou worden afgesproken,
waarop weth<^jd^rer£)omsde behandelend ambtenaar, de heer Dam en spreker een
onderhoud zouden. Hij heeft dit dezelfde avond nog tegen de heer Dam gezegd.
-7"