- 5 De heer VAN DE KAR meent, dat er maar een streep onder de affaire gezet moet worden. Restauratie zal bijzonder duur zijn. Van een toeristische attrac tie kan niet worden gesproken. Hij is tegen aankoop. De heer BATEN verwacht geen subsidie binnen een redelijke termijn. Hij wil het eerder genomen besluit handhaven. Dat zal voor de eigenaar wel onaanvaardbaar zijn en dan gaat de aankoop niet door. De heer VAN SCHILT verklaart, dat de fractie van de P.v.d.A./W.P. voorstander is van de koop voor 10.000,-- onder aanvaarding van de nieuwe achtergrens. De molen staat op de monumentenlijst en is door de dienst Monumentenzorg reeds bekeken. Het college van burgemeester en wethouders van Halsteren heeft schriftelijk mede gedeeld dat het bereid is te bevorderen, dat een bijdrage wordt geleverd. De VOORZITTER antwoordt, dat de gemeente Halsteren niet verder gaat dan een bijdrage van 25 in de exploitatiekosten. De heer VAN SCHILT meent, dat Halsteren dan op een eerdere toezegging is teruggekomen. BSW zeggen n.l. in hun voorstel aan de raad van 16 september 1976 dat bSw van Halsteren bij brief van 2b juni 1970 hebben toegezegd bij behoud van de Kladse molen te zullen bevorderen, dat door de gemeente Halsteren een bijdrage wordt verleend. De VOORZITTER wijst er op, dat de toezegging een bevorderen inhield en dat dit resulteerde in de genoemde bijdrage. De heer VAN RIESSEN deelt mee, dat de meerderheid van de CDA.-fractie tegen de aankoop is. Met name ziet men op tegen de financiële last van 400.000,-- voor restauratie de jaarlijkse terugkerende exploitatiekosten. Daar komt bij dat de eerstkomende jaren niet op een subsidie van Monumentenzorg behoeft te worden gerekend De heer HAGE is bang, dat na aankoop de molen zolang op restauratie zal moeten wachten, dat er weinig meer dan een bouwval over zal zijn. Zijn vraag is dan ook of het mogelijk is om ontheffing te verkrijgen, zodat de molen gesloopt kan worden en op de vrijkomende grond te bouwen. Als daarop be vestigend kan worden geantwoord dan is hij voor aankoop. In het andere geval niet. De VOORZITTER acht schrapping van de Monumentenlijst onhaalbaar. De heer VAN ECK vindt, dat het C.D.A. en de V.V.D. oneigenlijke argumenten gebruiken. De gemeente maakt wel meer plannen, waarvan vooruit niet te zeggen is of deze binnen enkele jaren kunnen worden uitgevoerd. Aan de orde is thans het behoud van de Kladse Molen en gezien het beeldbepalend karakter van dit monument dient tot aankoop te worden overgegaan. De heer RADEMAKERS kan met de P.vdA/W.Pmeegaan, want koopt de gemeente niet dan heeft zij er geen zeggenschap meer over en wordt het zeker een ruïne. De VOORZITTER merkt op, dat de molen toch zal vervallen, zowel bij de gemeente als bij een particulier. Beide hebben geen financiële middelen. De heer VAN MEER vindt het nadeel van aankoop, dat de gemeente daardoor toch minstens de morele verplichting tot restauratie krijgt, terwijl het dit financieel niet aankan, nu niet en ook in de komende jaren niet. Hij is tegen aankoop. De heer VAN DE KAR is tegen aankoop voor het hogere bedrag van 10.000,--, maar gaat wel akkoord met het oorspronkelijke bod van 8.500, De heer VAN SCHILT betreurt het als de raad door afwijzing een van de weinige monumenten verloren zou laten gaan. Hij vraagt zich af of, als restauratie van de molen in de toekomst onmogelijk zou blijken, er dan geen woningbouw kan plaats v i nden De VOORZITTER ontkent dit, want het gebied heeft de bestemming "agrarische kernbebouwing", ligt niet langs een weg en er staan al woningen voor. De VOORZITTER brengt in hoofdelijke stemming de uit de conclusies van het C.D.A. de V.V.D en de heer van Meer te trekken voorstel tot intrekking van het raadsbe sluit van 8 mei 1980, waarbij de molen met grond voor 8.500,-- werd aangekocht. Dit betekent, dat de raad niet tot aankoop overgaat. Voor stemmen HvE1 zakkerAvNispen-AardenE.v.Riessen, M.Onland-van Haaren, L.v.d.Kar, CRademakers M.Baten, D.Hage, A.Heijmans en M.van Meer. Tégen stemmen C.Ooms, CHoendervangers J.van Schilt, J.van Eek en AAdriaansen De VOORZITTER concludeert, dat de raad met 10 tegen 5 stemmen tot intrekking van het raadsbesluit van 8 mei 1980 heeft besloten.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1980 | | pagina 135