1. OPENING
De VOORZITTER opent de vergadering met het gebruikelijke gebed en heet
alle aanwezigen van harte welkom, in het bijzonder wethouder Hoendervangers
die opnieuw achter de bestuurstafel heeft plaatsgenomen, de heer Everaert,
die weer als raadslid deelneemt en het publiek en de pers.
in memoriam J.Delhez
De VOORZITTER wil de heer J.Delhez herdenken, die een dezer dagen
op hoge leeftijd is overleden en raadslid was van 1 september 1931 tot
1 september 1953, waarvan zeven jaar als wethouder, nlvan 1946 tot 1953.
De RAAD gaat over tot het staande in acht nemen van een minuut stilte.
2. VASTSTELLING NOTULEN VAN DE OPENBARE
VERGADERING VAN 12 APRIL 1979
De VOORZITTER deelt mee, dat de notulist, door hem belast met de coör
dinatie van de presentatie op Soestdijk - spreker wil nog eens herhalen dat
dit voortreffelijk is gedaan en ontzaglijk veel tijd heeft gekost - geen ge
legenheid had om de notulen tijdig gereed te hebben. Spreker neemt aan, dat
de raad hiervoor begrip heeft, vooral omdat hier tegenover staat een goede
en royale publiciteit van Steenbergen op T.V., radio en in de kranten.
2a. ONTSLAGNEMING A.J.JANSEN ALS WET
HOUDER EN RAADSLID
Wethouder JANSEN spreekt als volgt:
"Mijnheer de voorzitter,
Gezien de ontstane situatie in de raad ben ik U en de raad een verklaring
schuldig over de gang van zaken.
Bij de wethoudersverkiezing ter voorziening in de vacature, ontstaan
door het vertrek van de heer Everaert, werd in de vorige raadsvergadering
de heer Hoender vangers als zijn opvolger gekozen.
Voor deze verkiezing en ook daarna zijn door alle partijen uitspraken ge
daan, terecht of ten onrechte, dat laat ik in het midden, waaraan men zich
wel of niet zal houden. Graag wil ik hierbij ook opmerken, dat de communica
tie meestal via de pers liep en dat de persoonlijke contacten tussen de par
tijen niet of nauwelijks plaats vonden. De standpunten zijn hierdoor moge
lijk onnodig verhard, omdat alle mogelijke ongenuanceerde uitspraken, zoals
b.v. "machtswellust" van de heer Heijmans, "motie van wantrouwen", "Wethou
derschap door Jansen gezien als spelletje" enz. door de heer Baten tot ons
kwamen via de pers.
Mijnheer de voorzitter, op basis van enkele gesprekken met de heer Hoen
dervangers, waaruit mocht blijken, dat een mogelijkheid tot samenwerking tus
sen P.v.d.A./Werknemerspartij en C.D.A. aanwezig was, werden bepaalde zaken
op een rijtje gezet. Het C.D.A. en ook de Partij van de Arbeid waren bereid
om in het verleden ontstane conflicten opzij te zetten en de kansen te benut
ten die aanwezig leken te zijn.
Bij nadere uitwerking bleek echter, dat de Partij van de Arbeid bepaal
de eisen op tafel bracht, welke voor mij onaanvaardbaar waren. Nldat ik
de portefeuille van openbare werken zou moeten gaan beheren, welke door mij
nooit werd geambieerd en dat sociale zaken en financiën door de heer Hoender
vangers zouden worden bezet.