- 3 -
3. Personeelszaken (PW 2-3)
Hetgeen gesteld wordt, behoort tot de volledige uitrusting van een modern
personeelsbeleid. Het zal u duidelijk zijn, dat onze gemeente niet volledig
uitgerust is om een dergelijk beleid ook in feite uit te voeren. Speciaal
daarvoor opgeleid personeel is daarvoor nodig en dat hebben wij niet.
Voor wat de arbei ds voorwaa rdd"1 betref t conformeren wij ons, en dat moeten wij
in feite ook, aan het beleid van de centrale overheid. Veel speelruimte zit
daar voor ons niet in.
Wat medezeggenschap betreft, hebben wij nog onlangs via het stafoverleg af
gevraagd of er tekenen zijn dat door het personeel instelling van op dit
terrein liggende overlegcommissies gewenst zou zijn. Die tekens bleken niet
aanwezig. Mocht daar verandering in komen, dan zijn wij tot instelling bereid.
Hoewel het elke burger, dus ook een gemeente-ambtenaar, vrij staat zich tot
de raad te wenden, zouden wij het toch op prijs stellen, dat in een voorkomend
geval een dergelijke stap pas wordt gezet, wanneer de gebruikelijke middelen
van hoor en wederhoor ten overstaan van chefs en ons college hebben gefaald.
Inachtneming van de wettelijke verantwoordelijkheden t.a.v. personeel
en personeelsbeleid lijkt ons toch wel gewenst.
4. Subsidie- en welzijnsbeleid (PW 5 CDA 3-7 9BW 2)
Inzake het beleid t.a.v. de gemeenschapshuizen zijn bij ons college gedachten
groeiende, die gaan in de richting van een of ander overlegorgaan, waarin
coördinerend kan worden opgetreden t.a.v. de onderscheidene gemeenschapshuizen.
Mogelijk kan de figuur, zoals die nu voor het sportgebeuren gestalte gaat krijgen,
model staan voor dat overleg.
Wij denken aan een raad van overleg, advies en samenwerking waarvan de leden
worden gerecuteerd uit de onderscheidene besturen.
Hoewel wij de zelfstandigheid van de besturen van de gemeenschapshuizen volledig
tot hun recht willen laten komen, zijn ook de belangen van de gemeente over
duidelijk, n.l. als drager van de exploitatiekosten.
Wij denken dat aan de voortdurende stijging van die tekorten iets zou kunnen
worden gedaanwanneer we het samen eens zouden kunnen worden over punten als b.v.
- tar i efstelling
- centrale inkoop
op elkaar afgestemde administratie
- mogelijkheid onderlinge personeelsbijstand
De situatie is ingewikkeld - tot die conclusie zijn we al eerder gekomen -
maar u mag er op rekenen, dat wij op dit punt onze meningsvorming zullen afronden
en er u dan bij zullen betrekken.
Wij hebben op 5 december j.l. de heer W.van Keile, thans werkzaam op het
bureau Interne Zaken belast met werkzaamheden, liggende op het terrein van het
sociaa1-cu1turee1 plan, de sport en het jeugd- en jongerenwerk. Zijn opdracht
gaat 1 januari a.s. in.
Het zou te ver voeren om een volledige opsomming te geven van alle instellingen,
verenigingen e.d., die opgenomen gaan worden in het sociaa1-cultureelplan
Voor het jaar 1979 is een lijst daarvan t.b.v. het Ministerie van C.R.M. op
gesteld en ook voor 1980 moet dat nog gebeuren. Wij willen u die graag ter
inzage verstrekken.
In principe behoeft er door deze rijksbijdrageregeling noch voor de verenigingen,
noch voor de gemeente iets te veranderen.
De invoering van die rijksbijdrageregeling betekent dat bijdragen die voorheen
als rijkssubsidie aan plaatselijk werkende instel 1ingen werden uitgekeerd
(b.v. aan Regionaal Centrum, de Kraal, Muziekschool e.d.) nu aan de gemeente
worden betaald, die dit geld, tesamen met wat de gemeente in die sector zelf al
beschikbaar stelde, nu zelf gaat verdelen. En voor die verdeling gelden nu een
aantal, erg bewerkelijke, procedures.
Belangrijk is wel, dat het Ministerie stelt, dat deze financieringswijziging,
voor wat het Rijk betreft, financieel neutraal moet verlopen, dus het mag voor
het Rijk niet meer gaan kosten.
- 4 -