-7-
De heer RADEMAKERS verklaart, dat ook zijn fractie de motie niet steunt,
voornamelijk omdat het een wantrouwen ademt. Op 8 februari 1973 deed oud-wethouder
Herbers de volgende uitspraak: "Men heeft in de gemeente steeds met alle even
tualiteiten rekening te houden, zowel op financieel, economisch, sociaal als
subsidiabel vlak. Een urgentieschema moet door B&W flexibel behandeld kunnen
worden
Spreker gelooft, dat de raad B&W die ruimte moet willen geven.
De heer VAN MEER steunt de motie niet, maar hoopt, dat als er in de toe
komst behoorlijke overschotten op credieten ontstaan, de raad daarvan medede
ling wordt gedaan
De heer VAN ECK merkt op, dat dit de gehele strekking van de motie is.
Op 6 december besluit het college iets en dezelfde week vergaderen twee afde
lingen uit de raad zonder dat daar een woord over wordt gezegd. Waarom wordt
dat dan niet meegedeeld?
De heer VAN MEER had liever een verzoek dan het zware wapen: een motie, gezien.
De heer VAN RlESSEN spreekt als volgt:
"Alhoewel de toon en de vorm (een motie) bij ons bezwaren oproept, zijn wij het
in principe wel eens met het uitgangspunt van de motie: Het is de raad, die de
investeringsstaat vaststelt en daardoor B&W opdracht en ruimte geeft. Dat ge
schiedt dan via het voteren van kredieten in een latere fase.
Als de raad echter om welke redenen dan ook een voorziening voor een bepaald
jaar plant, in dit geval zelfs op voorstel van E&V, dan moet het toch de raad
zijn, die verschuivingen aanbrengt.
Van het "resteren" van"kredieten voor het tennispark" is geen sprake: het be
treffen bepaa1 de aanwijsbare zakenzoals mogelijk aanleg banen, ontsluiting e.d.
Als het gevoteerde krediet een overschot vertoont, dan mag van B&W worden ver
wacht, dat zij daarmee bij de raad komen, zoals dat ook gebeurt bij overschrijding
van toegestane kredieten. Wij willen de motie van de P.v.d.A. ombuigen in die
zin, dat B&W wordt verzocht hiermee in het vervolg rekening te houden.
De raad kan dan tot een hernieuwde afweging komen, waarbij ook andere belan
gen kunnen worden betrokken."
De VOORZITTER vindt, dat de heer van Riessen toch wel een bijzonder karak
ter aan de investeringsstaat geeft. Het verleggen van prioriteiten moet tussen
tijds mogelijk zijn en daartoe moeten ook B&W beleidsmarges hebben. Hij wil de
investeringsstaat best meer inhoud geven, maar hij vreest dat door het kiezen
van dzze meer formele weg, een adequaat beleid bemoeilijkt wordt. Hij vindt het
geheel toch"een storm in een oefenkooi".
De heer VAN ECK komt tot de conclusie, dat de meeste fracties het er wel
over eens zijn, dat het aan voorlichting aan de raad ontbroken heeft.
De VOORZITTER wijst er op, dat het een kwestie van bestuurspraktijk is om
op een mogelijkheid allert te reageren. Als de beleidsmarge voor B&W te klein'
wordt dan kan niet anders dan een formele opstelling worden verwacht. Dit nu
staat een slagvaardig beleid in de weg. Het enige wat aan te merken is is een
kleine communicatiestoornis over het groen licht geven voor het eerder realise
ren van een voorziening dan was voorzien.
De heer VAN ECK vraagt schorsing.
De VOORZITTER schorst om 19.^0 uur de vergadering.
De VOORZITTER heropent om 19.^5 uur de vergadering.
Wethouder OOMS treftin de mededelingen een typisch voorbeeld aan over
praktisch bestuur, nl. onder nr. 2. I.v.m. de wateroverlast bij de Nieuwe Werf
in Kruisland is er na overleg geconcludeerd, dat de drainage het best aangesloten
kon worden op de riolering.
-8-