-6- Dan verschijnt de gevraagde voorziening op de investeringsstaat voor 1981 en volgende jaren onder no. 1A "Voltooifng voorzieningen tennispark Steenber gen" met als raming 75.000,==. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat hier sprake is van een vorm van overvraging. Op 6 december 1978 keurt het dan zittend college goed de gewenste voorzie ning aan te brengen voor een maximum bedrag van A2.000,==. In diezelfde periode buigen twee afdelingen uit de raad zich over de begroting en investeringsstaat, waarbij noch door de aanwezige wethouders Jansen en Eve- raert, noch door de voor toelichting aanwezige ambtenaren met één woord wordt gerept over de mogelijke goedkeuring. Het bovenstaande leidt ons tot de conclusie, dat er hier sprake is van duidelijk gebrek aan voorlichting, zowel tussen de verschillende betrokken diensten als tussen het college en de diensten en tussen het college en de raad. Is er nu sprake van een beleid wat afgekeurd moet worden? Na de verkregen toelichting van het college kan niet gezegd worden dat er tegen het belang van de gemeente gehandeld is, wel blijft het feit dat de raad hierbij betrokken had moeten worden. Wij vragen het college daarom het volgende: "Wilt U als college de toezeg ging doen de oorzaken van het gebrek aan voorlichting op te sporen en zorg te dragen dat dergelijke zeer vervelende zaken in de toekomst niet meer voorkomen. Als het college met het voornoemde instemt hebben wij er geen behoefte meer aan de motie in stemming te brengen." De VOORZITTER wil, .voorzover het van hem afhangt niets doen. Hij vindt, dat deze kwestie bijzonder scherp gespeeld wordt. Van een gebrekkige voorlichting is geen spreke, omdat door een samenloop van omstandigheden, zoals in de brief van 3 oktober is uiteengezet, op een zeker moment blijkt, dat de kre dieten meevallen. Als aan de wens van de PvdA./W.Pzou worden voldaan dan hebben B&W een wel erg smalle be 1 eidsmargeDan zou niet gehandeld mogen worden als nu is gebeurd: De kredieten, bestemd voor het tennispark waren aanwe zig, daar kwam enige ruimte van vrij en die is bestemd voor een object op het tennispark, voorkomend op de investeringsstaat, dat nu eerder kon worden uitge voerd dan vooraf kon worden voorzien. Dat is alles wat er gebeurd is. De heer VAN ECK gaat het er alleen maar om, dat het de competentie van de raad is om een bestemming te geven aan overschotten op kredieto. De VOORZITTER blijft er bij, dat de heer van Eek probeert de beleidsmarges van B&W te versmallen. Er spreekt toch een soort wantrouwen in het beleid uit en dat gaat hem te ver. De heer VAN ECK meent, dat de bouw van een oefenkooi een heel andere zaak is dan de tennisparkvoorzieningen, waarvoor de raad kredieten had gevoteerd. Zo doorgeredeneerd zouden B&W b.v. een overschot van een krediet voor wegaanleg kunnen besteden voor de bouw van een muur. De VOORZITTER ziet in deze opmerking een duidelijke blijk van wantrouwen. Het college zal nooit tot zoiets besluiten. Daarom neemt hij deze kwestie hoog op en als de motie gehandhaafd wordt dan wenst hij daarover stemming. De heer VAN ECK heeft alleen maar willen vragen om de gebrekkige voorlich ting aan de raad te wijzigen. Als dat gebeurt, dan hoeft hij de motie niet te handhaven De VOORZITTER bestrijdt nogmaals, dat er gebrek aan voorlichting is geweest. De heer VAN VOSSEN spreekt als volgt: "De VVD-fractie is bijzonder teleurgesteld over de motie van de P.v.d.A. /Werk nemerspartij inzake een voortijdige realisatie van de oefenkooi op het tennis park. Indien de P.v.d.A. de stukken goed bestudeerd had, was men t>t de conclu sie gekomen, dat het relevante besluit genomen is door bestuurderenwelke al lang geen deel meer uitmaken van de raad. De burgemeester heeft dan ook niet meer gedaan dan zich geconformeerd met een reeds gedane belofte. Alhoewel wij van mening zijn, dat de toenmalige bestuurders hadden moeten over leggen met de gehele gemeenteraad, vinden wij het bijzonder onredelijk om nu na te gaan trappen." -7-

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1979 | | pagina 151