-15- De heer EVERAERT betreurt het, dat de aanstaande verkiezingen zijn genoemd als reden om de verhoging niet te accepteren. Dit temeer, omdat de commissie van financiën juist om de materie uit die sfeer te houden tot haar voorstel kwam. Dan is koppeling aan investerings prioriteiten een goede en reële zaak. Hij verwijt b&w niets, het is een logisch vervolg op een gebruikelijke procedure. Het is toch niet vreemd als de raad, nu er in 1978 op het gebied van lonen en prijzen zoveel te gebeuren staat - en er moet toch nogal wat aan de hand zijn als de regering overweegt 200,== aan belasting terug te geven - zich kritisch bezint over de vraag of er niet een be leidswijziging moet komen. En dat zeker als men de goede financiële positie van de gemeente aanschouwt en moet consteren, dat via het in vesteringsprogramma voorgenomen onrendabele objecten door tijdsgebrek niet allemaal kunnen worden aangepakt. Als nu bij de behandeling van de investeringsstaat en begroting zou blijken, dat de gemeente het geld van de belastingverhogingen niet nodig heeft, dan vraagt hij zich af of niet een herbezinning moet plaatsvinden. Dat kan dan helemaal buiten de verkiezingsfeer blijven. Hij steunt het voorstel van de commissie voor de financiën. De heer VAN POPPEL accepteert alsnog het voorstel van bSw op grond van het door b&w gegeven antwoord op de unanieme>mening van de financiële commissie. Wethouder HERBERS kan verklaren, dat nu al bekend is, dat de investeringsstaat van dien aard is, dat de belastingverhogingen hard nod ig zu 1 1 en zijn. De heer EVERAERT meent, dat dat dan bij de behandeling zal blijken en naar bevind van zaken alsnog tot belastingverhoging kan wor den besloten. De heer HOENDERVANGERS wijst op de feiten. De begroting 1977 gaf al een overschot aan'en bij het opmaken van de rekening blijkt er nog eens drie ton over. Het is goed alles een sop een rijtje te zetten: wat is er nodig om het geheel in evenwicht te houden, hoe zal de in vesteringsstaat zijn samengesteld, welke aanpak vereist de onroerend- goedbelasting en welke bestemming wordt aan een eventuele belastingver hoging gegeven. Ook hij verwijt b&w niets, zij hebben de normale gang van zaken gevolgd. Hij is echter al vijf jaar bezig om de investerings staat besproken te krijgen vóór de vaststelling van de begroting. Wethouder HERBERS antwoordt, dat daaraan nu wordt gewerkt. Hij kan wel vertellen, dat de investeringsstaat van dien aard is, dat de belastingopbrengsten hard nodig zijn. Typerend daarvoor is het nood zakelijk gegeven, nl. uitbreiding en verbouw gemeentehuis, dat in de huidige investerfïigsstaat is geraamd op 1 .500.000,==, maar dat inmiddels is gegroeid tot 4.000.000,Dat is nog maar één geval. Wethouder JANSEN merkt op, dat de enige reden van b&w om het voorstel niet aan te houden is de uiterste termijn t.a.v. de bepaling van de op centen personele belasting. De heer EVERAERT acht het voor b&w dan niet moeilijk het voorstel alsnog terug te nemen als de commissie voor de financiën deze verhoging niet van doorslaggevend belang vindt. De heer VAN TILBURG wil, als voorzitter van de financiële commissie, nogmaals benadrukken, dat over deze kwestie uitvoerig is gesproken en gewogen. Hij vraagt zich af wie nu eigenlijk tegen het commissievoorstel i s

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1977 | | pagina 60