-14- Bij de algemene beschouwingen vorig jaar heeft hij er al voor gewaar schuwd, dat hij zich bij een volgende belastingverhoging kritisch zal opstellen. Alleen als straks uit de investeringsstaat zal blijken,dat deze verhoging dwingend noodzakelijk is, is hij bereid zijn standpunt te herzien. De heer VAN TILBURG merkt op, dat de financiële commissie zich lang en uitvoerig met deze kwestie heeft bezig gehouden. Als voorzitter van die commissie dringt hij er bij BSW op aan om het éénstemmig advies van de commissie over te nemen. De heer VAN POPPEL meent, dat als het argument van de heer Everaert, om het voorbeeld van het rijk te volgen, wordt overgenomen Steenbergen een unicum zou zijn. Z.i. doet geen enkele gemeente dit, want men zal de nor male prijsstijgingen incalculeren. Overigens wU||rj?ij" er °P> dat er weliswaargeen reële loonstijging komt, maar dat/tegenover een waarschijn lijke inflatie-correctie staat. Hij steunt het voorstel van b&w. Wethouder JANSEN stelt, dat belastingverhogingen altijd nare zaken zijn, vooral nu met de a.s. raadsverkiezingen in zicht. De heer HOENDERVANGERS protesteert tegen dit laatste. Het is zijn goed recht te weten waarvoor de meeropbrengst wordt bestemd. Hetzelfde speelde acht jaar geleden t.a.v. Mlt Cromwiel". Wethouder JANSEN beklemtoont, dat het voorstel de normale trendma tige verhoging bevat. De straatbelasting bebouwde eigendommen stijg van kl% naar 50% van de kadastrale opbrengst, hetgeen neerkomt op een 6% belastingverhoging. In de ongebouwde eigendommen verandert er niets. De rioolbelasting stijgt van 59% naar 63%, hetgeen ook een verhoging van 6% betekent. Het valt hem op, dat men wel akkoord gaat met de voorge stelde verhoging van de reinigingsrechten, omdat "alle kosten van de reinigingsrechten zijn gestegen en die dus verhaald moeten worden." Voor de straat- en riooi bel asting hanteert men dit argument niet,ter wijl de kosten van straat- en riooi onderhoud evengoed stijgen, zelfs sterker dan die van de reiniging. Nadrukkelijk 'stelt hij, dat bSw nooit de ministeriële norm voor de art. 12-gemeenten hebben overschreden. Een breuklijn tussen de onder havige belastingen en de onroerend-goedbelasting, waar de heer Eve raert op doelt, bestaat niet,want afgesproken is om de onroerend-goed- belasting te baseren op de bestaande belastingen. Verschuiving in belastingdruk tussen eigenaar en huurder is een zaak van de raad. De heer EVERAERT ziet daarin weinig mogelijkheden, individueel zullen er enorme verschillen met de toestand thans optreden. Wethouder JANSEN meent, dat dit maar zal gelden in enkele geval len en niet enorm. Na verloop van tijd echter kan de raad in gote lij nen de verschillen wegnemen. De heer VOGELAAR denkt toch niet, dat deze stelling op gaat t.a.v. het verschil in belastingsruk tussen eigenaar en gebruiker. Wethouder JANSEN blijft er bij, dat als de taxaties juist geschie den de individuele burger er op vooruit gaat. Dit is mogelijk omdat grotere bedrijven en gebouwen nu ook belasting plichtig worden en dat is bij de huidige belastingen niet. Wethouder HERBERS merkt op, dat voor wat de belastingen betreft Steenbergen een eenzaam goedkoop eiland in de regio is. Het huidg college, 16 jaar in functie, heeft steeds belastingen toege past volgens de minimale eisen van het ministerie. Dit is ook nu weer het geval. Volgens zijn fractie is er dan ook geen enkele reden om het voorstel aan te houden en stelt hij stemming voor.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1977 | | pagina 59