-12-
Opnieuw wil ik geheel ongebruikelijk, maar ditmaal op uitdrukkelijke
suggestie van mijn vrouw, door mijzelf ook gesteund, dit laatste dankwoord
vergezeld doen gaan met iets blijvends, betrokken bij een welbekende firma
hier in Steenbergen met filialen elders, als een blijvend aandenken voor
onze vriendschap en samenwerking al deze bijna 20 jaar lang.
T.a.v. datgene wat hij mij als lof heeft toegezwaaid, nl. de manier
op het woord te voeren, moet ik zeggen, wethouder: In woordkeus was U al
tijd mijn meerdere, laat staan en zeker in de citaten, die in veler
lei talen aanhaalde. Ik moet U zelfs tot mijn schande zeggen, tot in het
latijn toe, wist U die voor mijn voeten weg te halen. Daarin was U ver
mijn meerdere. Wethouder, als ik alles onderschrijf wat U gezegd heeft,
dan hebben we eigenlijk elkaar dezelfde complimenten toegegeven. Maar U
voelt wel, dat ik er bijzonder blij om ben met U zolang te hebben mogen
samenwerken. Ik heb echter toch even het gevoel: gaan we toch nog een bur
gemeestersgalerij oprichten. Ik had gedacht, dat we afgesproken hadden de
werkgang te versieren met elke vijf jaar een luchtfoto van de stad, maar als
die galerij er dan toch moet komen, ja, dan weet ik niet waar ie zal hangen,
maar dan toch op een verborgenplaatsje.
Dan, U heeft ons het ereburgerschap aangeboden van de stad en mijn
vrouw, die zei het al: we zijn begonnen met onze verloving met de kreet,
die in de hele familie bekend was: samen op één plaatje. Nou moet ik con
stateren, dat we samen op één penning gedrukt staan.Dat is dan wel een
heel prettige afsluiting, niet voor ons, maar van ons openbare leven, wat
we dan met onze verloving, mogen zeggen, begonnen te zijn. Om de speld,
die bij deze blijkbaar ingevoerd is, ben ik blij, dat dat voor alle dragers
het ereburgerschap zal gelden, zodat al die ook een uiterlijk teken
kunnen vertonen wanneer ze dat graag willen doen. Ik ben U ongelooflijk
dankbaar voor deze geste en voornamelijk ook - en dat ligt in mijn aard -
dat U er mijn vrouw in hebt willen betrekken.
Wethouder Jansen, U zegt, dat ik nooit heb afgehamerd, iets afge
zwakt door de heer Vogelaar even later, dat het zelden voorkwam. Twee
punten, die natuurlijk niet helemaal met elkaar overeenstemmen, maar ik
mag wel zeggen: U bent er beiden van overtuigd, dat het zelden of nooit
- dan heb ik ze allebei - is voorgekomen. Ik vraag me af, of dat de ver
dienste van mij is en ik kan met een gerust hart zeggen: natuurlijk is
dat geen verdienste van mij. Dat is de raad, die tè verstandig is om el
kaar dusdanig in de haren te vliegen, dat er afgehamerd moet worden. Bo
vendien had men dan de geluidsinstallatie volkomen in het ongerede ge
bracht, wanneer men wat te wild van stapel zou zijn gegaan.
Ik heb blijkbaar wel gefaald om in de gemeenteraad de gelijkberechtigd
heid van de vrouw doorgevoerd te krijgen. Ik kijk ook naar juffrouw van
Eekeren en ik denk aan juff.v.d.Wielen en we moeten het nu eenmaal zonder
het vrouwelijke element in de raad doen. Maar ik ben en blijf een optimist;
ik heb zo het gevoel, dat daar ook nog wel eens een keer verandering in
komt
Mijn hartelijke dank voor het prachtige kleed, dat ik van de wethou
ders gehad heb. Wethouders, met U is het altijd bijzonder prettig vergade
ren geweest; onder leiding uiteraard van en het aangeven van de stukken
door onze secretaris.
Mijnheer Vogelaar, U bent degene, die ook met dezelfde woorden mij
heeft gefeliciteerd met het behalen van mijn vijf en zestig volle jaren.
En U bent degene geweest, die het cadeau van de gehele gemeenschap heeft
aangeboden. En wanneer ik zeg, dat ik in Kruisland bij het ontvangen
van de cheque, die daar werd uitgereikt, kon zeggen, dat ik al weer een
eindje op de terugweg was van Curacao, dan moet ik nu constateren, dat ik
al weer lang en breed bijna voor de derde keer op reis ben. Een aangezien
ik toch echt vind, dat iedereen moet weten wat de gemeenschap bij elkaar