I -8- Het is natuurlijk ondenkbaar, dat wij U op die wijze uit onsmidden kunnen laten vertrekken, nadat velen van ons U jaren lang en meerdere zelfs Uw hele ambtsperiode als voorzitter tegen over ons hebben gezien. En als ik nu even terugblik op de achter ons liggende jaren dan herinner ik me dat op 18 april 1958 de toenmalige raadsleden, waar toe ook ik behoorde, een spoedschrijven ontvingen van BsW, waarin werd aangekondigd, dat met ingang van 1 mei daaropvolgend tot bur gemeester van onze gemeente was benoemd Mr.J.M.van der Meer. Het is dan menselijk, dat de eerste vraag die bij ieder op kwam en zeker bij diegenen, die actief bij de gemeentepolitiek betrok ken waren, was: Wat zou het voor iemand zijn? Een diplomaat en tacticus of een houwdegen? Iemand die ook naar anderen luisteren kan of een beterweter? Hautain en ongenaakbaar of bescheiden en toeschietelijk? Iemand die zich thuis voelt tussen zijn gemeentenaren of die er zich boven verheven acht? Het waren vragen, waarop niemand op dat moment een antwoord kon geven, maar enkele dagen later werd er al een tipje van de sluier opgelicht, toen de regionale pers enkele interviews, die U had toegestaan, publiceerde. In één van deze kranten stond een zin door U uitgesproken, die mij erg aansprak. Het was deze: "Ik heb maar één ideaal en dat is een goed burgemeester voor Steenbergen te worden." Nu we dan bijna na 20 jaar voor de laatste maal officieel met U in deze zaal aanwezig zijn, mogen we de vraag stellen: Hebt U Uw ideaal waar gemaakt? Was U een goed burgemeester? U zult voor U zelf een antwoord hebben op die vragen. Wij aan deze zijde van de tafel hebben er natuur lijk ook één. Ik wil bij de beantwoording van die vragen niet verder gaan uit diepen, wat er in Uw ambtsperiode allemaal aan mooie en goede dingen tot stand is gebracht, wat onbereikbaar bleef, anderen hebben dan al genoeg gedaan, maar ik wil mij, als woordvoerder van de raad, beperken tot Uw verhouding tot de raad, tot Uw rol als voorzitter. Ik weet zeker, dat ik weinig commentaar zal krijgen als ik uit spreek, dat U een voortreffelijk voorzitter was. U had de gaven om 15 mensen, van verschillende geaardheid, met eigen persoonlijke hebbe lijkheden en misschien zelfs onhebbelijkheden, met verschillende politieke inzichten en verlangens, met soms ook tegengestelde belangen, toch altijd weer tot een éénheid te maken. U had de gave om bij grote zakelijke meningsverschillen en soms felle betogen de teugels zo in handen te houden, dat na afloop poli tieke tegenstanders als mens elkaar bleven waarderen en als zodanig elkaar telkens opnieuw weer wilden ontmoeten. U verstond de kunst om ieder raadslid het volle pond te geven en het aantal keren, dat U de voorzittershamer gebruikte om eenbe- toog af te breken of iemand tot de orde te roepen was minimaal. U had vooral ook de gaven van het woord, al mogen we er on middellijk aan toevoegen dat U die gave nooit hebt misbruikt om andere, minder welbespraaktente overbluffen. U gebruikte die.gave slechts om te overtuigen.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1977 | | pagina 117