4" 1. ALGEMEEN
Mijne heren,
Hoewel de jaarwisseling weer meer dan drie weken achter ons ligt en we
al voldoende gelegenheid hebben gehad elkaar voor 1975 alle goeds toe te
wensen, lijkt het mij toch wel een goede gewoonte om in de eerste vergade
ring van het nieuwe jaar enige recente cijfers en gedachten aan u mee te de
len om zo een beeld te geven van het wel en wee onzer gemeente. Het is daar
bij vanzelfsprekend niet mijn bedoeling te streven naar volledigheid, maar
- zoals gebruikelijk bij dit soort gelegenheden - hier en daar een onderwerp
aan te snijden.
Allereerst wil ik u, leden van de raad, het beste toewensen voor het
jaar 1975 en over uw hoofden heen ook alle ingezetenen onzer gemeente.
Naast deze goede wensen wil ik u ook danken voor uw inzet voor de gemeen
te. Het is niet alleen de commissie Merkx, die geconstateerd heeft, dat de last
van het raadslidmaatschap de afgelopen jaren sterk is toegenomen. De omvang van
de overheidsbemoeiina groeit van maand tot maand, de roep om participatie-de
mocratie wordt luider, met als gevolg dat dit zijn neerslag ondervindt op het
raadswerk. Van een toch wel wat gezapige toezichthouder verandert de raad gaan
deweg in een werkelijk regelend en besturend orgaan, zoals trouwens al van
oudsher de wetgever heeft bedoeld. Deze evolutie is ook duidelijk in onze ge
meente gaande en stelt hoge eisen aan de individuele raadsleden.
Ik heb respect voor de manier, waarop u inspeelt op deze nieuwe situatie, maar
het betekent wel veel extra werk. Met als gangmaker de eerder genoemde commis
sie Merkx heeft de regering thans dan ook een wetsvoorstel ingediend om tegen
over deze vele extra werkzaamheden een beter aangepaste financiële tegemoetko
ming mogelijk te maken. Ik twijfel er geen moment aan, dat de Staten-Generaal
dit voorstel tot wet zal verheffen en terecht!
Het afgelopen jaar ontviel ons uw medelid, de heer J.C.Laanen, die op 1A
februari 1974 zijn laatste raadsvergadering bijwoonde in het 25e jaar van zijn
raadslidmaatschap. Hij zou die 25 jaar hebben voltooid bij het einde van de af
gelopen zittingsperiode op 3 september 1974. Het is zo niet mogen zijn. Wij
hebben in hem een goed raadslid en een goed mens verloren op een te jeugdige
leeftijd. Mogen de zijnen, die achterbleven, troost vinden in de wetenschap,
dat hij zijn taak als burger dezer gemeente op zijn eigen wijze, maar voortref
felijk heeft vervuld. In de door dit overlijden onstane vakature werd voorzien
door benoeming als raadslid van de heer C.Rademakers.
In 1974 werden de A-jaarlijkse raadsverkiezingen gehouden met als resul
taat een vertegenwoordiging, zoals u nu hier bijeen bent. Van de zittende leden
in de vorige periode keerden mej.van Eekeren en de heren Adriaansen en van Geel
niet in de raad terug. Ik wil hen op dit moment en op deze plaats nogmaals dan
ken voor hetgeen zij voor de gemeente en voor de gemeenschap hebben gedaan.
Als nieuwe raadsleden hebben wij in het afgelopen jaar - naast de heer Radema
kers als opvolger van de„heer Laanen - kunnen verwelkomen de heren Eyeraert,
de Groen en van Meer. Ik spreek de hoop uit, dat zij in het werk, dat zij in
het algemeen belang op zich hebben genomen, veel voldoening zullen vinden.
In de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders brach
ten de gemeenteraadsverkiezingen geen wijziging. Ik stel die continuïteit op
prijs, als realiseer ik mij, dat na de eerstvolgende raadsverkiezingen deze
woorden niet zullen kunnen worden herhaald.
Uw raad kwam in 1974 in totaal 15 maal bijeen, waarvan één maal informeel,
één maal spoedeisend en één maal uitsluitend voor de wethoudersverkiezing. Van
de 15 vergaderingen waren er 8 voltallig, 5 werden bezocht door 1A leden en
2 door 13 leden. Rekening houdend met een tijdelijke vakature en enkele ziekte
gevallen kan op dit punt moeilijk gesproken worden van ook maar enige neiging
tot absenteïsme.