ft
- 15 -
Dat is de instelling van de gehele raad en hij meent, dat daardoor
èn de kiezer èn b&w een dienst wordt bewezen.
Wethouder HERBERS verklaart niet gebelgd te zijn en open te
staan voor kritiek en adviezen. Wat hij heeft willen doen is ken*-
baar maken welke mogelijkheden om iets tot stand te brengen er zijn.
Niet te ontkennen valt, dat er veel tot stand is gebracht. BSw
zijn zeer actief, maar men mag hen niet op bepaalde bedragen "vast
pinnen". Dèt was de tendens van zijn betoog.
De heer HOENDERVAN HERS zegt, dat de heer Herbers moet begrijpen,
dat de raad eerst dan kritiek kan ieveren, als hij kennis van de
zaken neemt. Een wethouder is bij de voorbereidingen betrokken en
voor hem kan een grote overschrijding dan ook een heel normale zaak
zijn. Bij de raad komt dat anders over. Die wordt geconfronteerd met
de harde feiten en eindbedragen. Dat is de moeilijkheid.
Wethouder HERBERS vindt, dat de heer Hoendervangers als ervaren
raadslid even goed op de hoogte moet en kan zijn. Daarin is geen
verschil tussen een wethouder en een raadslid. Overschrijdingen komen
overal voor.
De VOORZITTER wil de opmerking van de heer van rfeer koppelen
aan de overige discussie. Het schijnt nu eenmaal een noodzakelijk
kwaad te zijn, dat bij aanbestedingen de bedragen altijd naar de
verkeerde kant doorslaan. Een eenvoudig middel zou zijn overal b.v.
30% op te zetten, maar dat vindt hij te globaal. Hij is dan ook be
nieuwd wat bij de volgende mededelingen de toegezegde informatie over
de in deze vergadering gevoteerde kredieten zal inhouden. Wellicht
geeft die verklaring stof tot verdere discussie.
Wethouder JANSEN wil er nogmaals op wijzen, dat op de investerings
staat geen begroting is opgenomen, maar een ruwe schatting. Tijdens
de behandeling van deze staat tijdens een besloten vergadering heeft
de directeur gemeentewerken met nadruk gezegd, dat men hem niet aan
de gegeven cijfers "mocht ophangen". -Dat is door de raadsleden al
even nadrukkelijk toegezegd. Het ging om een ruwe indicatie.
Nu constateert hij echter, dat de raad toch de cijfers van de in
vesteringsstaat gaat aanvallen.
De heer HOENDERVANGERS ontkent dit laatste. De raad is alleen
geschrokken en doet daarvan mededeling.
De heer VOGELAAR wil een misverstand rechtzetten. Hij vermoedt,
dat de heer Everaert op de kwestie van de Ligne is teruggekomen om
wille van de publiciteit. In diverse commissievergaderingen heeft de
directeur gemeentewerken tekst en uitleg gegeven hoe de grote over
schrijding is ontstaan. De D.A.C.W. heeft het ingediende plan gewij
zigd en dit leidde tot de hogere kosten. In eerste instantie wordt
echter gesubsidieerd naar de begroting van de aanvrage. Nu op aan
drang van de D.A.C.W. het plan is herzien moet een aanvullend subsi
die worden aangevraagd, hetgeen inmiddels is geschied. Het wachten
is nu op de langzaam malende ambtelijke molen. Er is dus geen mis
rekening in het oorspronkelijke plan gemaakt.
De heer EVERAERT kan verklaren, dat hij de vraag niet heeft
gesteld om in de publiciteit te komen, maar omdat hij zo graag wil,
dat de Ligne onderhand dicht gaat. Welke motieven er allemaal een
rol spelen, waarom dat stagneert is hem nog niet allemaal duidelijk.
De VOORZITTER constateert, dat de heer Vogelaar de gang van zaken
iets verder heeft uitgelegd, dan spreker bekend was. Inderdaad komt
het meer voor, dat een subsidiërende instantie aan een plan verzwa
rende eisen stelt. Dat dit tijdverlies oplevert is duidelijk.