- 10 -
Naast de u bekende regelingen inzake een meer aangepaste gelde
lijke beloning voor raadsleden, is in dit wetsontwerp in artikel
64-j, tweede lid, gesteld:
"2. Voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm
van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts
voor zover de raad dit, bij verordening, bepaalt. De veror
dening behoeft geodkeuring van gedeputeerde staten" en.z.
Het wetsontwerp bepaalt verder in artikel 3, dat de wet terug
zal werken tot 1 januari 1975.
Nu dit wetsontwerp is ingediend en verwacht mag worden, gezien
de vele pleidooien daartoe, dat het spoedig de eindstreep zal
halen, vinden wij het voorbarig om nu een regeling te treffen.
Het is namelijk beslist te verwachten, dat i.v.m. de komende wets
wijziging, richtlijnen c.q. suggesties zullen worden gedaan inzake
deze bijkomende vergoedingen. Omdat die bijkomende vergoedingen
door gedeputeerde staten moeten worden goedgekeurd verwachten
wij die richtlijnen e.d. vooral van die zijde.
De heer HOENDERVANGERS licht toe, dat de aanleiding van zijn
vraag een typisch voorbeeld van de thans onredelijke situatie
is. Zijn fractiegenoot de 8-oen nl. is sinds september jl. raads
lid.
Over 1974 heeft deze een presentiegeld genoten van 682,=. Omdat
de heer de (toen nooit geen neveninkomsten heeft gehad moet hij
nu voor het eerst inkomstenbelasting gaan betalen. Dat betekent,
dat hij van die 682,= aan belasting moet betalen 587,=.
De kosten, zoals telefoon, fractievergaderingen, ontvangst
van mensen e.d. moeten de raadsleden zelf betalen. Daarom hamert
zijn fractie zo op een fractievergoeding. Een bedrag van b.v.
10,= per week vindt hij een redelijke vergoeding, die de kosten
ongeveer dekt.
De VOORZITTER antwoordt, dat de raad de mogelijkheid krijgt
vergoedingen aan fracties te regelen. Spreker vindt het nuttig,
dat de heer Hoendervangers een voorbeeld heeft genoemd.
jPe wethouder HERBERS verbaast het, dat de heer Hoendervangers
de fianciën van een raadslid ter vergadering brengt. Daar heeft
de raad niets mee te maken. Het is duidelijk gezegd, dat b&w ach
ter de suggesties staan.
De heer HOENDERVANGERS heeft slechts de bedoeling gehad met
een voorbeeld de huidige situatie aan te tonen. Hij vindt het niet
juist, dat zeven jaar op een regeling moet worden gewacht.
De VOORZITTER vindt het voorbarig, dat de vraag thans her
haald wordt, juist terwijl nu het wetsontwerp met spoed wordt be
handeld. Er is van alle kanten aandrang en iedereen is het er
bij voorbaat over eens.
Het heeft geen zin nu op eigen houtje regelingen te treffen, ze
ker niet als men bedenkt, dat de wet per 1 januari 1975 zal ingaan.
De heer HOENDERVANGERS wil nog twee maanden wachten.
De heer EVERAERT merkt op, dat men een steeds groter verloop
onder de raadsleden ziet. De omvang van het werk valt vaak tegen.
Hij vraagt om ook de immateriële zaken, waaraan de commissie
fërkx aandacht beëteedt, eens in de raadsvergadering aan de orde
te stellen.
De VOORZITTER zegt dit graag toe. De secretaris zal gevraagd
worden de betreffende punten in een overzicht aan te snijden,
waarna b&w daaraan hun advies zullen toevoegen en aan de raad
voorleggen.