--24- Bij nader inzien heeft bij hem de doorslag gegeven, dat het hier gaat om een zaak, welke niet de gemeente, maar de Stichting Regionaal Woning- bezit regardeert. Op de tweede plaats heeft hij kunnen constateren, dat wethouder Jansen naar beste vermogen de vragen heeft beantwoord en volledige opening van zaken heeft gegeven. Weliswaar kan hij zich voorstellen, dat desondanks de aanwezige huur ders niet tevreden zijn, maar er van uitgaande dat het een zaak van de Stichting is en de heer Jansen duidelijk heeft verklaard niet namens de Stichting te kunnen optreden, acht hij het beter niet tot schorsing over te gaan. Bovendien hebben de bezwaarden de toezegging, dat zij binnenkort, na overleg van de Stichting met de gemeente en ministerie, aan tafel kun nen gaan zitten. Op dit moment heeft het echt geen zin, want men komt er nu toch niet uit. De heer VAN TILBURG begrijpt wel, dat men er nu niet kan uitkomen. Daar gaat het hem ook niet om. Er is met veel getallen gewerkt en hij kan zich voorstellen, dat men sommige onderdelen wat meer uitgelegd wil zien. Wethouder JANSEN wijst erop, dat alle huurders alle cijfers met het waarom op papier hebben thuis gekregen. In die brief is ook de toezeg ging gedaan, dat met de gemeente en het ministerie geprobeerd zal worden een oplossing te vinden. De VOORZITTER wil nogmaals' benadrukken, dat het een zaak is van de autonome Stichting Regionaal Woningbezit. De gemeente stelt slechts de gelden beschikbaar. De Stichting beheert op eigen manier haar woningbezit. Het heeft dus geen zin om in andermans beleid te treden. De heer HOENDERVANGERS wil wethouder Jansen vragen wat hij als wet houder de Stichting zal adviseren. Wethouder JANSEN is wel bereid het verzoek van de heer Hoendervangers om de 125.000,= winst op woningverkoop voor de huurvermindering te benutten aan het Stichtingsbestuur over te brengen. Daarbij moet men wel bedenken, dat er acht gemeenten in de Stichting zijn vertegenwoordigd. Elke gemeente kan voor zichzelf uitmaken hoe de winst op woningverkopen wordt besteed. Daarom kan hij thans niet op de suggestie van de heer Hoendervangers ingaan. Veel zal afhangen van het resultaat van het overleg met de gemeente en het ministerie. Daarom kan hij nu onmogelijk zeggen, wat hij het Stichtingsbestuur zal adviseren. Wat de heer HOENDERVANGERS het meest bevreemdt, is, dat de heer Jan sen op een gegeven moment ondoordachtzaam een stuk ondertekent en aan de huurders laat zenden en nu blijkbaar wel iets tegen die huurverhoging meent te kunnen doen, terwijl hij dit voor het versturen van de brief al wist. Zijns inziens had de heer Jansen voor het verzenden van die brief de mogelijkheden aan het Stichtingsbestuur kenbaar moeten maken en niet na acties van de huurders. Dan was er preventief gewerkt en waren de zaken afgehandeld, zoals het behoorde. Wethouder JANSEN kan het met deze stellingname niet eens zijn. Het Stichtingsbestuur kan niet anders dan de voorschriften van het rijk opvolgen. Als de minister een bepaalde huur vaststelt, dan moet de Stichting die doorberekenen. Wel bestaat de mogelijkheid om achteraf te reclameren. Daarom is ook aan de mensen geadviseerd: dien een bezwaar schrift in. Spreker heeft nog een advies aan de betreffende huurders, nl.: als de minister niet wil of kan verlagen ga dan naar de huuradviescommissie en laat die de huur vaststellen. Dan krijgt men een juist beeld. De heer HOENDERVANGERS is het bekend, dat de gedupeerden reöds over deze mogelijkheid zijn ingelicht. Hij vraagt of wethouder Jansen êeen antwoord kan geven op de vraag, wat hij zal gaan adviseren.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1974 | | pagina 23