-21- Uit de genoemde stukken blijkt dat voor een uitkering in aanmerking komen de gemeenten die: a. een kern op haar grondgebied hebben, die in de periode van omstreeks 1600 tot omstreeks 1850 als stad werd aangemerkt en b. een door aaneengesloten bebouwing gekenmerkt gedeelte van de kern, dat omstreeks 1830 bestond, thans nog tot een oppervlakte van minstens 5 ha. aanwezig hebben. Of aan beide criteria voldaan worc^ortfoör het rijk voor a aan de hand van negen in het besluit genoemde historisch betrouwbaar geachte kaarten en voor b_ aan de hand van de minuutplans van het kadadter, die in het tweede kwart van de negentiende eeuw tot stand zijn gekomen, bepaald. Onze gemeente blijkt aan de gestelde bepalingen te voldoen. De oppervlakte, welke voor de bepaling van de uitkering in aanmerking is genomen bedraagt 8 ha. 8 x 10 000 x 1 De uitkering is te stellen op ^TtTq26,26 per inwoner* Op de uitkering is het vermiUgvuldigingspercentage van toepassing, (voor 1973 is dit 308 en voor 1974 bedraagt het 319). De uitkering wordt voor 1973 voor de helft en vanaf 1974 volledig uitgekeerd. Voor onze gemeente is dus te verwachten aan uitkeringen: a. voor 1973: 12.741 x 308 x 3,13 122.828,34 b. voor 1974: 12.776 x 319 x 6,26 255.129,05 Gelijktijdig met het in werking tieden van dit besluit zijn bepalingen opgenomen die bewerkstelligen dat de "Verfijningsregeling kleinere ste delijke gemeenten" ingaande 1975 met 20% afneemt en na 5 jaar vervalt. Deze regeling was niet op onze gemeente van toepassing, zodat de zojuist genoemde bedragen voor onze gemeente ten volle als een verruiming van de beschikbare dekkingsmiddelen mogen worden beschouwd. Het is duidelijk dat wij ons ten zeerste verheugen over deze onverwach te verbetering van de financiële positie van de gemeente. Wij zijn voornemens tijdens de informele bijeenkomst op 23 januari 1974, tijdens welke met u van gedachten zal worden gewisseld over het in vesteringsprogramma 1974, tevens aan de orde te stellen voor welke doel einden de beschikbaar gekomen middelen zullen worden aangewend. De suggesties van de heer Hoendervangers kunnen bijdeze beraadslaging worden betrokken." 3.huurverhoging complex 31 woningwetwoningen 1972 (Lotharingen, Grimbergen, Koudenberg en Dorpsweg] (hrn. Hoendervangers en van Tilburg) vraag hr.Hoendervangers: "Mijnheer de Voorzitter, wij weten dat de Stichting Regionaal Woningbezit autonoom is en wij als raad geen bevoegdheden hejoben. Toch kunnen wij niet nalaten wethouder Jansen die de gemeente als secretaris in deze Stichting vertegenwoordigt opheldering tevragen. Wij vinden een huurverhoging van 40% van 177,= naar ƒ247, een onaanvaardbare zaak. De Stichting heeft tot taak de sociale woning bouw te bevorderen zonder oogmerk winst te maken. Wij willen de Stich ting adviseren de winsten gemaakt op de verkochte huizen door ons ge schat op ongeveer 125.000,= voor afschrijving ineens te benutten zodat de huur aanmerkelijk lager kan zijn." vraag hr.van Tilburg: "Bij diverse mensen is thans een grote ongerust heid cq ontevredenheid omtrent een fikse huurverhoging. Graag zou ik dan ook worden geïnformeerd omtrent de juiste toedracht van deze verho ging, b.v. het hoe en waarom deze verhoging tot stand is gekomen." De VOORZITTER wil, alvorens de beantwoording van de vragen in handen van wethouder JANSEN te leggen, opmerken, dat de opmerkingen en advie zen beter gericht kunnen worden aan de Stichting Regionaal Woningbezit zelf.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1974 | | pagina 20