9.TWEEDE NATIONALE LUCHTHAVEN Een van de meest belangrijke zaken voor onze gemeente is, of er een van tweede luchthaven komt en zo ja, waa r die moet komen. De vrees dat door de oliecrisis en de daarmee verband houdende on zekere toekomst vooruitzichten een besluitvorming zal worden vertraagd, is niet denkbeeldig, maar waarschijnlijk. Wij betreuren dit zeer, want het verlamt de gemeentelijke initiatieven en het kennen van een beslissing (zij het voorlopige)of deze nu positief of negatief uitvalt, is voor onze stad en onze streek van enorm belang. De mening dat de in het verleden plaats gehad hebbende hearings en publi- katies, nu van uitstel sprake is, weinig nut hebben gehad en voorbaria zijn geweest, is discutabel. Ik ben van mening, dat deze nuttig zijn geweest en ik acht het zinvol, dat op een zo breed mogelijk vlak werd meegedacht over de wenselijkheid om in onze streek al dan niet de tweede luchthaven aan te wijzen. Wel ben ik van oordeel dat er twijfel mag bestaan over de vraag of bij de benadering van het publiek om dit tot een meningsvorming te brengen, niet van een al te dilettantische stellingname sprake is geweest. In quasi-wetenschappe1ijke termen gehulde nonsens is gespeculeerd op de publieke opinie en enkele men sen in onze samenleving hebben t.a.v. een vliegveld een angstpsychose aan gekweekt, waardoor aan de betrouwbaarheid van de gedane mededelingen door objectieve waarnemers ernstig werd getwijfeld. Een paar grepen uit het rap port van de Werkgroep Luchthaven en Welzijn'1 zijn een klassiek voorbeeld van simplistische voorlichting. In het rapport wordt o.m. aangevoerd, dat het vliegveld we 1 eens zou kunnen betekenen, dat een invasie van -t 300.000 nieuwkomers moet worden ge vreesd, omdat W.B. alleen ongeschoolde werkkrachten kan leveren. Gelijktij dig wordt beweerd dat de aardappel handel zijn bestaansmogelijkheid wel eens zou kunnen verliezen. Moet men hieruit de conclusie trekken, dat deze 300.000 de pannekoek prefereren boven de aardappe1maa1tijd Pijnlijker, zelfs discriminerend ten aanzien van de jonge West-Brabanders acht ik de conclusie van de opstel 1 ers,, dat onze mensen niet in staat worden geacht zich in de 10 a 15 jaar die zullen verlopen tussen het nemen van de beslissing en het realiseren van het vliegveld, zich te bekwamen voor hoger gekwali f i ceerde arbeidsplaatsen. Ik haal hier slechts een enkel voorbeeld aan om mijn twijfels t.a.v. een grondig gefundeerde voorlichting kenbaar te maken. Wel is duidelijk, dat de gemeentelijke- gewestelijke- provinciale- en rijksoverheid meer objectie ve maatstaven zullen moeten aanleggen. Andere twijfels roept de uitslag van het zgn. referendum op. De conclusie van de werkgroep is bijna juichend geweest. West-Brabant zegt massaal nee tegen Schiphol-2, want 77,5% is er tegen. Als de Werkgroep echter tot een nuchtere conclusie had wi11 en komen, ik spreek niet over het feit dat er aeen stemlokalen waren, geven de cijfers daartoe evengoed de gelegenheid. Het ïs maar de^vraag in welke richting men wenst te denken. Als men ervan uitgaat dat de inwoners van Rucphen met zijn groot aantal werklozen, van Bergen op Zoom en van Roosendaal evenzeer belanghebbenden zijn, dan hadden niet een 35.000-tal inwoners, doch 150.000 in het referendum betrokken moeten worden. Dat de wWerkgroep in Bergen op Zoom de organisatie niet rond kon krijgen en men in Roosendaal ook niet over een groep beschikt, doet aan dit feitniets af. Als er 20.000 nee hebben gezegd is dit wel 77% van diegenen die thuis hun stem uitbrachten, maar amper 14 of 15% van hen die in W-Brabant belang hebbenden zijn, waarbij ik nog niet spreek over de regio Breda. Samenvattend moet men concluderen, dat onze gemeente alleen behoefte heeft aan informatie, gebaseerd op wetenschappelijke studie, aan objecti- vitei t en aan kennis van zaken, die de totale materie van een internationaal vliegveld omvat. Inspraak bij een beslissing door de rijksoverheid acht ons college noodzakelijk, zo nodig door benadering van de direct en indirect

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1974 | | pagina 14