10
De heer CORNEL zegt, dat het is zoals de heer Hoendervangers op
merkt. In 1967 zijn de nodige gelden gereserveerd, alleen de noodzaak
was toen niet aanwezig. Hij vindt het alleen maar heel verstandig van
het gemeentebestuur om de gelden, die op dat moment niet noodzakelijk
zijn ook niet uit te geven.
Wethouder HERBERS wil zich, aangezien hem geen aandeel in de dis
cussie is opgedragen, onthouden van reactie op het gesprokene. Wel wil
hij^enkele zaken rechtzetten, waarvan er één is de naam "Witteveen en
Bos Eerlijkheidshalve moet hij zeggen, dat ook hij de naam Witteveen
enBos combineerde met diegene, die opdracht had om een basisplan voor
Zuid te maken. Omdat hij er daarom een vermoeden van had, dat die naam
zou vallen heeft hij dezelfde vraag gesteld aan de directie van gemeen
tewerken.
Het volgende blijkt:
Van 1955 tot 1965 is Witteveen en Bos niet in Steenbergen werkzaam geweest.
Wel heeft Witteveen envBos het basisrioleringsplan opgesteld.
Bij de uitvoering van een aanzienlijk deel van het gebied is dus
Witteveen en Bos op geen enkele wijze betrokken geweest. Dit is door de
eigen dienst verricht.
Wanneer dus Witteveen en Bos, in samenwerking met gemeentewerken,
een onderzoek wjrdt opgedragen naar de functionering van de riolering
is er zijns inziens geen sprake van partijdigheid. Integendeel, er zijn
een aantal onvolkomenheden geconstateerd, zoals uit het betoog van de
voorzitter is gebleken.
Voorts wil hij nog opmerken, dat men er wel rekening mee moet houden,
dat zoals het persbericht luidde - "er sprake is van een ongewoon natuur
verschijnsel. Een^dergelijke bui komt in geen enkele grafiek voor".
Naar aanleiding van het feit, dat er middels de plaatselijke pers
geapelléerd is aan de publieke opinie, heeft hij nog een aantal korte
notities gemaakt.
Toevallig was spreker op gemeentewerken toen het in het ingezonden
stuk genoemd lang telefonisch onderhoud plaats vond. Hij hoopt, dèt
de raad van hem zal willen aannemen, dat de technisch ambtenaar'in kwestie,
die gediplomeerd specialist is in rioleringen en die weet waarover hij praat,
tot in alle finesses de waterproblernatiek met de betreffende verontruste
burger heeft doorgesproken.
Toen bleek, dat hij desondanks op volkomen onwil en onbegrip stuitte - en
spreker- kan dat begrijpen als men met modder over de vloer zit en hij neemt
dat de verontruste burger ook niet kwalijk - zei de betreffende ambtenaar
ten einde raad inderdaad: "Wij kunnen dat water toch niet in onze zak
steken".
Tot sIöl wil spreker t.a.v. de in de plaatselijke pers vermelde
effectieve hulp tijdens de wateroverlast opmerken, dat niet alleen de heer
van Leent zich verdienstelijk heeft gemaakt, maar dat het gehele personeel
gemeentewerken met volledige inzet onmiddellijk gepoogd heeft deze calami
teit het hoofd te bieden, waarbij ook de hoofden van dienst tot laat in
de nacht voorzieningen hebben getroffen.
De heer HOENDERVANGERS wil hierop nog even ingaan.
Als er medewerkers genoemd worden dan hoort daarbij ook de brandweer.
Alles overwegende komt hij voor zichzelf tot de conclusie, dat er deels
sprake is van calamiteit, maar dat de gemeente niet kan zeggen totaal
geen schuld te hebben.
De voorzitter heeft daarvoor verschillende facetten genoemd, terwijl ook
spreker er nog een heeft aangedragen. Hij dacht, dat het naar eer en
geweten verantwoord zou zijn wanneer b&w eens in ernstige mate overwegen
welk deel aan calamiteiten kan worden toegeschreven en welk deel voor
rekening van de gemeente kan komen. Op deze manier is wellicht een eerlijke
verdeling van lasten bereikbaar.
.35