9 O.a. de bemaling aan de Stadshillen kon niet onmiddellijk na de bui van 28 juli 1972 aangepast worden, omdat in het achterhoofd de vraag lag: "Wordt het uitbreidingsplan West of wordt het Noord-Oost?" Wanneer het namelijk West geworden was dan had het gemaal Stadshillen niet alleen op de normale capaciteit van Zuid, maar bovendien op de toekomstige capaciteit van West of althans een gedeelte daarvan, uitgebreid moeten wor den Nu de raad gekozen heeft voor Noord-Oost, nu past staat voor spreker vast, dat het gemaal een capaciteit moet krijgen van 85 liter per seconde. De heer HOENDERVANGERS kan het antwoord totaal niet bevredigen. Het is weer, dat als het kalf verdronken is de put gedempt wordt. De VOORZITTER vindt deze opmerking niet fair. De heer HOENDERVANGERS merkt op, dat het daar toch op neerkomt. Als in 1967 bekend is wat er gaande is en er zelfs gelden voor uitgetrokken worden, dan staat er toch niets in de weg om het werk uit te voeren? Gebeurt dat niet, dan ben'je in 1973 te laat. Dat is nu bewezen. De VOORZITTER ontkent dit. Het stelsel heeft gelijke voet gehouden met de opgang van het werk, Dat is normaal en verantwoord. Tot juli 1972 hebben zich geen moeilijkheden voorgedaan, dus dat is een be wijs, dat de riolering altijd goed is geweest. Inderdaad heëft de bui van 1972 burgemeester en wethouders verrast en zowel op verzoek van de raad als op eigen verzoek is er een onderzoek ingesteld. De vraag waarom dit onderzoek is opgedragen aan Witteveen en Bos is gemakkelijk te beantwoorden. Als iemand b.v. klachten over zijn auto heeft dan gaat hij toch niet naar een andere garage om te vragen wat er aan de hand is? Dan gaat men naar een te goeder naam en faam bekend staand instituut en vraagt om een en ander na te kijken. Dat is dan ook gebeurd. Als spreker dan ook een reactie had verwacht, dan was het waar de heer Ooms vlakbij zit met zijn vraag, nl. "Nu, de fa. Witteveen en Bos heeft toch nog wel een aantal puntjes gevonden". Welnu, die zijn met spoed aangepakt. Die zijn niet eerder naar voren gekomen, die zijn er nu. En dat dit niet in een paar maanden tijd gereed is. dat kan iedereen begrijpen. Spreker wil hiermee zeggen, dat zodra de wateroverlast zich voordeed en onze verwachtingen die van Witteveen en Bos overtroffen, is er direct met dit bureau contact opgenomen. Hij is er van overtuigd, dat als dit rapport is uitgevoerd, kan worden gesteld; "Wij zijn tegen normale regens, en normaal dan in een freguentie van eens in de duizend jaar, opgewassen". Als er echter een plank water neerkomt dan kan niermand er wat aan doen en spreekt iedereen van overlast. Naar dan moet men niet eenzijdig diegene trachten te betichten, die inderdaad op dat moment een bepaalde verplichting heeft en^die ook uitwerkt. Ik vind de methode, zoals thans wordt gediscussieerd niet helemaal fair. De heer HOENDERVANGERS voelt zich niet overtuigd. Spreker moet steeds op dezelfde dag terugkomen. In 1967 wist men wat er kon gebeuren, waarom moet dan tot 1973 worden gewacht? Daarvoor was het rapport van Witteveen en Bos helemaal niet nodig geweest. In 1967 is immers alles al voor speld.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1973 | | pagina 86