7
De heer VAN GEEL spreekt als volgt:
"Uiteraard wil ik mij wel aansluiten bij hetgeen zojuist door mej.van
Eekeren, namens onze fractie, is gezegd, als is het dan wel met de nodige
twijfels mijnerzijds. Dit zal u duidelijk worden uit mijn nu volgend be
toog.
Waar het hier om gaat is de verdere stadsuitbreiding, agendapunt 10 van
deze vergadering. Het kardinale punt is: Gaan wij nu naar West of gaan wij
naar het Noord-Oosten? Hierover mag nu de raad een beslissing nemen.
Ik leg opzettelijk de nadruk op "Mag nu de raad" en wel om de volgende reden:
Kijk, MdV, wat nu betreft de voorbereiding op deze zeer belangrijke beslis
sing, welke waarschijnlijk naar uw mening goed tot zijn recht is gekomen,
deze heeft bij mij een averechtse mening teweeg gebracht en ik zal u trachten
duidelijk te maken waarom.
U bent begonnen, in samenwerking met de commissie Ruimtelijke Ordening,
een hoorzitting te organiseren. Welnu, die eerste hoorzitting op 17 januari jl
was toch wel in vele opzichten redelijk geslaagd. Ik wil hier uitdrukkelijk
vaststellen, dat ik grote waardering heb voor de diverse werkgroepen en dat
ik een groot respect heb voor de mensen, die dit tot stand hebben gebracht.
Het is, geloof ik, een unicum en is voor herhaling vatbaar. De manier waarop
uw college dat verder heeft gespeeld is dat echter zeer zeker niet.
U hebt namelijk, mijnheer de Voorzitter, in uw sluitingswoord bij die eerste
hoorzitting letterlijk gezegd dat: Vóór de raad een beslissing in deze
zou gaan nemen, u eerst nog een informele raadsvergadering zou beleggen,
waarbij dan de woordvoerders van de diverse werkgroepen zouden worden uit
genodigd. Maar wat is er nu gebeurd? Het is precies omgekeerd,
Het werd een tweede hoorzitting, waarbij de raad werd uitgenodigd. Dat bete
kende dat de raadsleden voor de tweede maal op de tribune mochten plaats nemen
wat ik op zichzelf wel eens leuk vond. Ik zit ook wel eens graag aan de andere
kant van de tralies, maar het betekende ook, dat de raad voor de tweede maal
niet in de discussies betrokken werd. Het is alleen de heer Hoendervangers,
die als lid van de commissie Ruimtelijke Ordening kans kreeg zijn mening ken
baar te raken. De rest stond tot vandaag buiten spel. Nu kunt u mij tegen
werpen, dat wij momenteel de kans krijgen onze pro's en contra's kenbaar
te maken, maar dan zeg ik mijnheer de Voorzitter, in heel populair Steenbergs:
"De Stekken zijn nu gestoken". Voor mij hoeft het nu niet meerl! De in
spraak die hier heeft plaatsgevonden, hoe goed ook bedoeld, lijkt zodoende
meer op een uitspraak. En als ik in mijn aanhef heb gezegd, dat het voor
herhaling vatbaar is, dan wens ik nu toch wel te verklaren, dat als het op
deze manier door b&w gespeeld wordt, hoeft het voor mij beslist niet meer.
Hier wilde ik het dan voorlopig bij laten".
De heer HOENDERVANGERS spreekt als volgt:
"Reeds 15 jaar ben ik in deze raad werkzaam als fractieleider van de werk-
remerspartij en daardoor steeds betrokken geweest bij de stadsontwikkeling
naar het zuiden. Deze grootschalige, eenzijdige uitbreiding naar zuid is
steeds een geschilpunt geweest tussen het gemeentebestuur en de werknemers-
partij. Om dit aan te tonen is het noodzakelijk enkele citaten aan te halen
uit onze diverse algemene beschouwingen.
Mijnheer de Voorzitter, reeds in 1967 stelden wij het volgende:
De vele vragen inzake infra-struktuur, ruimtelijke ordening enz. door ons
in de diverse raadsvergaderingen gesteld, werden door uw college nimmer
positief beantwoord. Wij stellen dat uw college op korte termijn met een
eigen struktuur-plan op tafel moet komen, hetwelk duidelijk moet laten
uitkomen wat haalbaar is binnen 10 a 15 jaar. Daarbij dienen naar onze mening
minimaal de volgende zaken uw aandacht te hebben: realisering Ijzeren Put,
uitbreiding woonkern naar het Noorden en aanleg van industrieterrein aan
vaarwater.
Het ware wenselijk hiervoor een commissie te benoemen, dit behoeven niet
persé raadsleden te zijn.