- 10 - De VOORZITTER wenst te stellen dat de heffing van een straatbelasting op algemene regels berust. De wet zegt welke objecten belast worden. De onbillijkheid ligt dan in de wet verankerd en wordt niet door de gemeente veroorzaakt. De heer HOENDERVANGERS vindt dat de heer Vogelaar een verkeerde visie over de middelen voor het "drie-in-één-plan" geeft. De eerste verhoging van de straatbelasting is groten deels gebruikt voor wegenonderhoud en gedeeltelijk aan de polders afgestaan. De tweede verhoging was om een structu reel begrotingstekort op te vangen. Op zijn voorstel is het overschot toen gereserveerd. De heer VOGELAAR blijft het op dit punt oneens met de voorzitter en de heer Hoendervangers. Het tekort was 100.000,--. De hogere belastingopbrengst 185.000,--. De ingelanden dragen dus wel degelijk bij de in algemene voor zieningen en het "drie-in-één-plan" Het zou een mooi gebaar van de gemeenschap zijn als die nu de polders bijstond. De VOORZITTER herinnert er aan dat in 1970 uitvoerig is besproken dat het billijk is dat ook polderbewoners bij dragen in de algemene kosten en stadsvoorzieningen. Dat de gemeente een extra uitkering aan de waterschappen zou moe ten doen vindt hij een onjuiste stellingname Wethouder HERDERS kan begrip opbrengen voor de wijze waarop de heer Vogelaar de belangen van de agrarische be volkingsgroep bepleit. Hij vindt hem evenwel dwalen indien hij bereiken wil dat de gemeente van de eigen lage inkomsten een deel afstaat aan waterschappen. Hier is geen sprake van een taak voor de gemeente maar een taak van de rijksoverheid. Vanaf 1964 wordt reeds 4.500,vrijwillig aan de water schappen afgestaan. Dit was te billijken. De tweede verho ging van de straatbelasting had een totaal ander karakter en thans heeft de gemeente geen enkele, ook geen morele ver plichting iets af te staan aan de polders. De heer VOGELAAR meent dat wethouder Herbers het onbil lijke blijkbaar niet inziet. Wethouder HERBERS wenst duidelijk en nadrukkelijk te stellen dat hij het zeker en zelfs bijzonder onbillijk vindt dat de onderhoudskosten van een dergelijk groot wegennet op de waterschappen drukken. Hij citeert een passage uit een verslag inzake de werkzaamheden van de Diepdelvers-commissie waaruit blijkt dat ook daar leeft dat de wegen niet aan de gemeenten dienen te komen, maar dat een verbetering in de financiële positie moet worden bereikt door te streven naar waterschappen "nieuwe stijl". Dat de raad er goed aan zou doen vooruit te lopen op deze conclusie door onze gemeente nu met betalingen of lasten op te schepen ziet hij niet, De VOORZITTER wil nogmaals erkennen dat hij bepaalde onbillijkheden onderkent en overtuigd is van de noden van de waterschappenin het bijzonder van het waterschap "De Heensche Polder". Het enige mogelijke goede middel om tot een oplossing te komen is bij de rijksoverheid aankloppen. Men dient zich dan wel er op voor te bereiden dat het woord "saneren" zal vallen. In waterschapskringen zelf leeft trouwens de vraag "waarom niet samengaan in groter verband" al lang. De doeluitkeringen bewijzen dat het rijk zijn plicht

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1972 | | pagina 34