M 213 Hij heeft toen gezegd: "Zonder mijn emoties te willen afreageren herhaal ik, wat ik reeds op 17 april heb gezegd - waarop geen enkel protest van deze raadsleden is gekomen - dat een unicum is, dat een bestuur van een N.V., inclusief ondernemingsraad, betutteld wordt door een raad van commissarissen, dat eens zo groot is. Wanneer de raden van het te vormen gewest prijs stellen op gezonde democratie, waarin de volksvertegenwoordigers het beleid bepalen, dan past men artikel 16 nu toe om het eerst de voordeur uitgeleide te doen om vervolgens de heren langs de achterdeur binnen te laten." De uitspraak komt dus geheel voor spreker's verant woording. Hij ging vervolgens verder met B. Hoofdstuk VI, artikel 22 Ook het voorzitterschap is door mij in de vergadering van april j.l. becommentariceerdMijn opinie van toen is niet gewijzigd, ondanks dat men er van uitgaat, dat de heren van der Laar én Godwaldt de gewestraad zullen leiden. Inmiddels heb ik het standpunt van de P.v.d.A. vernomen en los hiervan acht ik het logisch, dat de burgers en de raden zich bezinnen wie de leidirvg op zich moet nemen»" Hij heeft zich persoonlijk gewend, dus niet namens de raad van Steenbergen,, tot de indiener van het amendement van de P.v.d.A. met de mededeling, dat als deze bereid was het amendement te wijzigen - en hierover was discussie mogelijk hij, dus niet de raad van Steenbergen, bereid was zich achter dit amendement te scharen. Vervolgens heeft hij ter sprake gebracht hoofdstuk XV, ar tikel 41 en het volgende gezegd: "Wanneer men blijft streven naar een interprovinciaal gewest, zoals in dit artikel tot uitdrukking komt, dus met deelneming van ReimerswaalTholen en StPhi 1ipslanddan dient men ook met Etten+Leur in ver-binding te tredenHet voorlopig bestuur heeft gebrobeerd het anders uit te leggen, maar het blijft meten met twee maten als men het niet doet." Daarna kwam spreker tot enkele opmerkingen in vragende vorm, ook niet namens de gemeente, zoals uit de citaten zal blijken: "Tot besluit wil ik er dit van zeggen:" Is deze opzet het op offeren van een deel van de gemeentelijke ze-fstandigheid en het.breken van de eed van trouw, is dat deze regio waard? Zijn gedeputeerde staten en hun hoofdambtenaren, vakmensen, die jaren gestudeerd hebben in deze materiealsmede het minis terie van binnenlandse zaken en hun vaklieden, de economische 'en sociale bureaus van de grote politieke partijen, zoals dat van de P.v.d.A. de Wiarda Beekman Stichting, èn de partijen zelf, die alle unaniem van mening zijn: één gróót gewest. Zijn die nou zo lomp, dat wij het in dit gebied, dat nog met kranten dicht geplakt is, beter weten? Wijzen nu gebleken fei ten niet uit, dat als wij trachten de regionale samenwerking te bevorderen i.p.v. van gewestelijke samenwerking dit ten na delen van de gehele bevolking van West-Brabant zal zijn?" Dit gedeelte van zijn betoog, dat geheel voor eigen re kening kwam, zonder de raad van Steenbergen erin te betrekken, werd in vragende vorm. door hem uitgesproken.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1972 | | pagina 152