- 11 -
Als praktikus zou hij willen opmerken, dat getracht
moet worden de schroothopen op de grote kampen te krij
gen, waar men daarvoor is ingericht. Dat zou kunnen door
bij het eerste wrak, dat verschijnt direct op te treden
door praten en overreding. Daarmee is meer te bereiken
dan met dreigementen. Daarom is het gewenst geen plaats
voor schroot aan te wijzen, want dan wordt die gebruikt.
De heer VAN POPPEL wil nog even op zijn uitgangspunt
terugkomen* n.l.: de eigen inwoners moeten worden be
schermd tegen overlast van woonwagenbewoners.
De VOORZITTER vraagt aan de eigen bevolking zoveel
mogelijk tolerant te zijn. Tot dat deze kwestie min of
meer is opgelost. Voorkomen moet worden, dat men elkaar
opjaagt. Uit gesprekken met de leiding is gebleken, dat
er echt wel goede wil is.
Er zijn echter ontzettend veel kortsluitingen en misver
standen. Daardoor ontstaat van twee kanten een nare situ
atie.
2. Resultaten 1970 en 1971 Grondbedrijf Chr. Hoendervangers)
De heer HOENDERVANGERS zou over bet grondbedrijf nog
wel iets meer willen weten. Weliswaar beslaat het ant-
woord vain b&w bijna een volle bladzijde, maar zijn exacte
vraag betrof de inbreng van de in verhouding hoge rente
last van 134.942,70. B8w hebben het over kredietbewaking
- en daar kan hij het wel mee eens zijn.
De SECRETARIS antwoordt, dat de rentelast niet al
leen betrekking heeft op de in 1972 ingebrachte
858.449,20 maar ook op de in 1970 en 1971 bij raadsbe
sluit ingebrachte waarden. Het komt er dus hier op neer,
dat het bedrag van 858.449,20 veel hoger moet worden
gesteld als men de rentelast daartegen wil afwegen.
De heer HOENDERVANGERS vraagt zich af of het niet
beter en doeltreffender en ook mogelijk is aan de hand
van de ingebrachte gronden en de uitgegeven gronden het
resterende bedrag te begroten. Dit moet in het grondbe
drijf toch terug te vinden zijn.
De SECRETARIS wijst op de laatste zin in de betref
fende mededeling, waarin de raad een herziene exploitatie-
opzet van Zuid in het vooruitzicht wordt gesteld.
De heer HOENDERVANGERS meent, dat wat hij bedoelt
een heel andere zaak is dan het herzien van grondprijzen.
De VOORZITTER vraagt de heer HOENDERVANGERS of hij
bedoelt het opgeven van kosten welke uit de rente voort
vloeien.
De heer HOENDERVANGERS dacht, dat, als men weet wat
is uitgegeven en wat nog resteert, de prijs van die over
blijvende grond zo te bepalen is. Daarmee wordt bereikt,
dat men altijd tijdig de grondprijs kan aanpassen. Eigen
lijk zou dat niet nodig moeten zijn, maar daar komt hij
direkt met een typisch voorbeeld nog op terug. Nu moet
men met prijzen gaan beginnen van b.v. 13,75 en dan
blijkt dat later 30,-- te moeten zijn. Een ander punt
is, dat in het begin de grond goedkoop wordt verkocht en
dat geschiedt dan meestal t.b.v. de woningwet bouw en de
vrije sector mag dan de hoge prijzen betalen. Dat zijn
de bezwaren.