fen ter aanvulling, dan wel in een
enkel geval daartoe verplicht zijn.
Als voornaamste verschilpunten met
de Drankwet 1931 kunnen wij op
noemen
1 het maximum-stelsel is verlaten;
2 er is verband gelegd met vesti
gingswetgeving onder meer door
aan ondernemers, beheerders eu
bedrijfsleiders eisen te stellen
aangaande kredietwaardigheid,
handelskennis en vakbekwaam
heid.
3 de wet onderscheidt 3 soorten
inrichtingen
a tapperijen (café s, restaurants,
hotels)
b slijterijen
c kantines, sociëteiten e.d-
4 alle vergunningen, behoudens
een kleine uitzondering, worden
verleend door burgemeester en
wethouders;
5 de zg. „Kroo-besluiten" verval
len;
6 het aandeel van het rijk in het
hotelvergunnings- en verlofrecht
vervalt (belastingverordening no
vember 1967);
7 vergunningen kunnen nu ook
aan rechtspersonen en aan meer
dere natuurlijke Personen worden
verleend;
8 het Dansbesluit vervalt en moet
vervangen worden door een ge
meentelijke dansver ordening.
Ingevolge de Drank- en Horecawet
is de raad bevoegd nadere en/of ver
dergaande regelen te stellen ten aan
zien van de navolgende punten
1 inrichtingseisen (art 6);
2 het aanwijzen van gedeelten van
de openbare weg, alwaar het
verstrekken van drank is toege
staan en het vaststellen van
daarbij in acht te nemen voor
schriften (art 8);
3 het verhogen van de leeftijds
grens inzake het verbod tot het
verstrekken van alkoholhouden-
de drank of sterke drank (art 16,
4e lid);
31