pers en ook heeft onze fraktie in zage gehad van een afschrift van een brief, die de burgemeester en de sekretaris van Breda, de heren Merx en Pauwels namens het be stuur van de Stichting Overleg en Informatiecentrum West-Brabant (de vroegere W.E.B.) heeft gericht aan de Provinciale Staten van Noord Brabant. Dit schrijven luidt Datum 20-6-'69. Onderwerp Rapport Waterschap West-Brabant. Het bestuur van de Stichting Over leg en Informatiecentrum West Bra bant heeft er behoefte aan tegen u tot uitdrukking te brengen, dat het met instemming kennis genomen heeft van de beschouwingen en kon- klusies, neergelegd in het rapport van de door u bij besluit van 19 januari 1968 ingestelde kommissie ad hoe. Met betrekking tot de voorgestelde bestuurssamenstelling van het op te richten waterschap is het bestuur van vorennoemde Stichting evenwel van mening, dat de gemeenten, waar deze zullen optreden zowel als ver tegenwoordigers van de op het stuk van de lastendraging uiterst belang rijke groep van huishoudelijke ver vuilers alsook de representanten van het algemeen belang, bij de toebede ling van zetels in de algemene ver gadering minstens het accent verdie nen als waartoe in het rapport wordt geadviseerd. Een derde van het to taal aantal zetels in het Bestuur is dan ook het minimum waarmee door de West-brabantse gemeenten ge noegen kan worden genomen. Tot zover dit rapport. Aangezien, mijnheer de voorzitter, juist de kwestie van de bestuursin- deling in het nieuw op te richten waterschap van bijzondere betekenis is, vraag ik u namens onze fraktie- leden M Herbers, J Delhez, M van Geel en mej van Eekeren, of u be reid bent ter kennis van het bestuur van de W.E.B. te brengen, dat onze 31

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1969 | | pagina 196