3U november 1967 is uit uw midden voorgesteld een bedrag van 30.000,als „sluimerende capa citeit" aan te nemen en dit bedrag te bestemmen voor uitvoering van achterstallig onderhoud aan wiegen en straten. Wij hebben u ei van in kennis ge steld dit voorstel te willen steunen, waarbij om de goedkeuring van de primitieve begroting niet te vertra gen, een wijziging van de begroting bij afzonderlijk besluit aan Gedepu teerde Staten zou worden voorge legd. Teneinde u, en het College van Ge deputeerde Staten in staat te stellen een oordeel te vormen over de mate, waarin de sluimerende capaciteit in het verleden aanwezig bleek, geven wij hierna een overzicht van de be dragen, waarmede de ramingen voor rentekosten en afschrijvingen in de jaren 1951 t/m 1966 netto konden worden verminderd bij de slotwijzi. gingen 1955 f 23.554,— 1961 f 28.885,— 1956 f 37.768,— 1962 f 36.989,— 1957 f 36.225,- 1963 f 27.608,— 1958 f 32.009,— 1964 f 75.184,— 1959 f 34.224,— 1965 f 62.552,— 1960 f 51.418y1966 f 56.514,— Wij menen, dat uit deze cijfers ge noegzaam de juistheid van uw en onze opvatting blijkt,, dat doorlo pend een onbenutte dekkingscapaci teit in de begroting aanwezig is ge weest. Aangezien er geen enkel motief is aan te voeren dat zulks in 1968 en volgende jaren niet het geval zal zijn menen wij te moeten voorstellen deze capaciteit te benutten. Wij stellen u dan ook voor de post „Rente voor geldleningen'' te veria- gen en de post „Onderhoud wiegen" met een zelfde bedrag te verhogen. Wij menen de wijziging van de eer. der opgenomen bedragen te mogen stellen op 30.000,welk bedrag, naar uit het vorenstaande blijkt, en in het bijzonder gelet op de resulta- 32

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1968 | | pagina 77